Het Rampjaar

De Oude Hollandse Waterlinie

Tijd van regenten en vorsten

In de 17e eeuw werd de Republiek één van de rijkste en machtigste landen ter wereld. Dit kwam door de succesvolle handel van de V.O.C. (Verenigde Oostindische Compagnie), waarbij overzeese koloniën werden uitgebuit. De buurlanden van de Republiek voelden zich bedreigd door de macht van de Republiek en besloten in te grijpen. Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen verklaarden de Republiek in 1672 de oorlog. Het grootste leger van Europa sinds de Romeinen stond voor de deur: 1672 zou dan ook de geschiedenis ingaan als het Rampjaar

 

Oude Hollandse Waterlinie

Met de verdediging van de Republiek was het slecht gesteld. De Fransen hadden dan ook geen enkele moeite om de het zuidelijk deel van de Republiek binnen te vallen. Plunderend en moordend trokken de Franse troepen opwaarts door ons land. Met man en macht probeerde het land zich te verdedigen tegen een verdere aanval naar het noorden en westen. De Republiek besloot ter verdediging van Holland - en daarmee de steden Den Haag en Amsterdam - een waterlinie in werking te stellen. Dit hield in dat gebieden tot kniehoogte onderwater werden gezet, zoals bijvoorbeeld de landerijen langs de Vecht. Het water was te diep om doorheen te lopen en te ondiep om met zwaar beladen boten op te varen. De boeren en grondbezitters rond de Hollandse Waterlinie waren alleen niet zo blij. Als hun landen onder water stonden, konden ze er niets op verbouwen en misten ze inkomsten.

IJs
Toen het winter werd ging het mis. Het begon te vriezen en het water van de waterlinie bevroor. In de nacht van 27 op 28 december 1672 besloten de Fransen een poging te wagen het ijs over te steken. Het ijs was echter slechter dan ze dachten. Overal zaten scheuren en wakken en her en der zakten soldaten door het ijs. Na uren ploeteren hadden ze de overkant bereikt. Daar staken ze Zwammerdam en Bodegraven in brand. Maar de dooi zette dezelfde nacht nog door en de Fransen trokken zich snel terug. Zo liep het toch goed af voor de Hollanders.

Fransen bezetten Utrecht
De gewesten Utrecht en Gelderland hadden het daarentegen zwaar te verduren onder de Franse inval. Veel kastelen en buitenplaatsen werden verwoest. Op 23 juni 1672 veroverden de Fransen ook zonder veel tegenstand de stad Utrecht. De Fransman Markies de Rochefort vroeg de Utrechtse regenten om de sleutels van de stadspoorten. Die Utrechters gaven hem die direct omdat ze bang waren voor plundering en brandstichting. Andere provincies waren boos omdat Utrecht zich zo snel had overgegeven. Vooral de Hollanders voelden zich verraden en noemden de Utrechters voortaan spottend 'sleuteldragers'.

Utrecht weer katholiek
De katholieke Fransen waren trots op hun verovering van Utrecht, omdat dit vroeger een belangrijke katholieke stad was geweest. In de Middeleeuwen woonde hier de bisschop, die in een groot deel van Nederland veel macht had. Maar Utrecht was na de Reformatie een protestants bolwerk geworden. De versieringen waren uit de kerken verwijderd en de bijbel en preekstoel waren centraal komen te staan. Nu de Fransen de baas waren maakten ze de Domkerk weer geschikt voor de katholieke dienst. Alles wat aan het protestantisme deed herinneren werd verbrand.

Nieuwe Hollandse Waterlinie
Een jaar later sloeg het leger van de Republiek terug en vertrokken de Fransen uit de Republiek. De Hollandse waterlinie had tijdens het Rampjaar goed gewerkt. De linie bleef bestaan en werd versterkt met forten. In 1815 werd besloten om een nieuwe waterlinie aan te leggen. Die kwam ten oosten van Utrecht te liggen zodat de stad nu wél binnen de linie viel en werd beschermd. Deze nieuwe linie werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd en daarmee heette de linie van 1672 voortaan de Oude Hollandse Waterlinie.