In 1839 schreef Thorbecke een boek over de grondwet die hij de naam; “Aantekeningen op de Grondwet” gaf. Het boek bleek een groot succes en werd z’n 1000 keer verkocht. Het opeenvolgende jaar kwam zijn tweede boek “Proeve van herziening der Grondwet volgens de Aantekeningen”.
In 1844 werd hij lid van de Tweede Kamer. Op 2 december 1847 nam Thorbecke samen met acht andere mannen het initiatief tot herziening van de Grondwet. Echter besloot de Tweede Kamer het voorstel met 34 tegen 21 stemmen te weigeren.
Een jaar later, in 1848, werd Thorbecke voorzitter van de Grondwetscommissie. Zo werd hij de grondlegger van de Nederlandse Parlementaire democratie. Door koning Willem II werd hij ingezet om een nieuwe Grondwet te ontwerpen, met als reden om politieke opstanden te voorkomen.
De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor een Parlementairstelsel wat wij hedendaags nog steeds kennen in Nederland. In de grondwet werd vastgelegd dat de koning niet langer verantwoordelijk was voor het beleid, maar de ministers. De Tweede Kamer der Staten-Generaal kreeg meer invloed en werd voortaan door een bepaalde groep burgers gekozen. Een jaar na de Grondwetsherziening werd Thorbecke voor het eerst minister-president. Later werd hij nog tweemaal verkozen tot minister-president.
Johan Rudolph Thorbecke heeft dus bijgedragen aan de Rechtsstaat en de Parlementaire democratie, omdat hij met zijn Grondwet de basis legde voor een Parlementairstelsel waar wij hedendaags nog steeds gebruik van maken en die wij nog steeds na moeten streven.