Jeker en Oka wonen in de zomer op de donk in Waardhuizen. Samen met nog zo’n 40 mensen. Het huis van Jeker en Oka is gemaakt van riet, hout en leem, een soort klei. Oka is jaloers op haar grote broer Jeker. Die mag altijd mee met de mannen als ze gaan jagen. Oka moet thuisblijven bij haar moeder en haar zusjes. Vandaag moeten er huiden geschraapt worden. Een smerig klusje. Oka zucht, ze vindt het helemaal niet eerlijk dat meisjes niet mee mogen jagen. Gelukkig mag ze straks wel meehelpen met de visvangst. Dat is ook een mannenklus, maar haar oom heeft beloofd dat ze er vandaag bij mag zijn. Ze zoekt een schraper om het vel van een otter schoon te maken. Ze heeft een grote schraper nodig, want het is een flink dier. Jeker heeft het gisteren gevangen. De schrapers zijn gemaakt van vuursteen. Die steen komt van ver, uit Limburg of België. Handelaren ruilen de vuurstenen tegen huiden. Van de vuurstenen worden niet alleen schrapers gemaakt, maar ook messen en pijlpunten. En die hebben de mannen nodig bij het jagen. Terwijl Oka de laatste restjes vlees van het vel schraapt, hoort ze Jeker lachen. Ha, dan komen de mannen ook en kunnen ze gaan vissen! In een zelfgemaakte boot, een uitgeholde boomstam, gaat Oka even later het water op. De fuiken die de mannen meenemen zijn gemaakt van wilgentenen en twijgen van struiken. Het is een goede dag om te vissen. De fuiken zitten vol steur, een grote vis. ‘Die gaat er vanavond wel in’, zegt Jeker. Oka houdt wel van vis, maar eet nog liever een broodkoek. Die maakt mama op een bakplaat. Het meel wordt bewaard in een kruik, door haar moeder uit koren gemalen met een steen.
Wie in onze tijd op de donk bij Waardhuizen gaat zoeken, vindt nog steeds overblijfselen van de jagers en voedselverzamelaars, zoals de familie van Jeker en Oka. Drieduizend jaar geleden hielden zij zich bezig met visvangst, jacht en het verzamelen van voedsel. Op de donk in Waardhuizen zijn (nog) geen fuiken of kano’s gevonden. Wel heel veel vuurstenen gebruiksvoorwerpen en resten van bakplaten, een mooie kruik en een maalsteen. Als je door de Waardhuizensesteeg rijdt en in de richting van Waardhuizen kijkt naar de plek waar de donk vroeger was, zie je in het polderlandschap een lichte verhoging. Een boer zaait op de donk maïs of tarwe. Wat er onder de grond van de donk is verborgen, zullen we pas weten als onderzoekers deze oudste woonplaats in ons gebied echt gaan onderzoeken…
Leven op een donk
Vijfduizend jaar geleden bestonden er nog geen dorpen of steden in het Land van Heusden en Altena. Er woonden bijna geen mensen hier. Heel anders was het leven in diezelfde tijd in Egypte en in het Midden-Oosten. Daar schreven mensen hun gedachten op papier. Ze maakten prachtige voorwerpen van goud en edelstenen en afbeeldingen van hun goden.
Denk maar eens aan de geweldige piramiden en prachtige tempels die voor koningen en goden werden gemaakt. Hier in onze omgeving was nog niets van dit alles te bekennen. Het land was drassig. Dat kwam doordat de rivieren vrij spel hadden. Dijken bestonden nog niet. In het drassige land staken hier en daar oude rivierzandheuvels boven het moeras uit. Deze zandheuvels noemen we donken. Vlakbij Waardhuizen is nog zo’n donk te vinden. Als je goed kijkt zie je een lichte verhoging in het land. De bodem ervan is zanderig. Op deze donken woonden de eerste mensen, de jagers en verzamelaars, in onze streek. Dat was in de prehistorie, ongeveer drieduizend jaar voor Christus. De bewoners gebruikten de donk
eerst alleen in de zomer. Het was vooral een jachtkamp. In de herfst trokken de jagers naar hogere gedeelten van Nederland waar geen rivieren waren die overstroomden. De mensen die tussen 3500–2500 voor Christus op de donken in West-Nederland leefden noemen we Vlaardingers. Niet omdat ze allemaal uit Vlaardingen kwamen (want die stad bestond toen helemaal nog niet), maar omdat de eerste vondsten van deze mensen in 1958 in Vlaardingen zijn gedaan.