De imposante resten van dat kasteel vormen nu de ruïne van Teylingen. Wie daar een bezoek aan brengt, kan zien wat voor fors complex het is geweest. Het beeld dat bij menigeen over haar bestaat, is dat van een dame vol droefenis, die Jacobakannetjes vol wijn leegdronk om ze daarna in de slotgracht van het kasteel te werpen. Die droefenis werd veroorzaakt, omdat haar huwelijk met Frank van Borselen niet wettig was.
Een ander beeld van haar wordt vol verve in ere gehouden door de bloemententoonstelling Keukenhof in Lisse, waar elk voorjaar tienduizenden toeristen met een van de Jacoba’s die bij de ingang staan, op de foto gaan. Bij kasteel Keukenhof zou Jacoba haar kruidentuin hebben gehad, en de huidige bloementuin herinnert nog steeds aan dat verhaal.
Beide ideeën verdienen een flinke bijstelling, volgens de Leidse historicus Antheun Janse). Janse, kenner van de late Middeleeuwen, schetst in toegankelijke taal de wereld waarin zij ter wereld kwam. Vader Willem van Oostervant en moeder Margaretha van Bourgondiën kregen slechts één dochter, en dat was zij. Willem was onder meer heer van Henegouwen, Holland en Zeeland en dat betekent dat in dit verhaal ook nadrukkelijk de Hoekse en Kabeljauwse twisten meekomen.
Het is een tijd waar bezit de macht bepaalt. En bezit is vooral via huwelijken goed te conserveren of uit te breiden. Uitsluitend om die reden kan het gebeuren dat Jacoba al op vijfjarige leeftijd wordt uitgehuwelijkt aan Jan van Touraine. Hiermee komt een groot deel van Frankrijk in zicht voor vader Willem. Sindsdien gaat zij als Jacoba van Beieren door het leven, want Jan is zoon uit het geslacht van Beieren. Dat geslacht en dat van Bourgondiën, waartoe Jacoba’s moeder behoort voeren binnen en tussen de families regelmatig strijd, ook dan puur om de macht.
Het jaar 1417 is voor Jacoba een rampjaar. Haar vader en haar man Jan van Touraine komen om het leven. Vanaf dat moment is zij speelbal van de macht. Haar moeder neemt de teugels in handen, om het bezit van de familie zo goed mogelijk voor de toekomst veilig te stellen. Nog in hetzelfde jaar trouwt ze met Jan van Beieren, een volle neef. In feite is dit een huwelijk dat niet mag en niet kan. De paus verbiedt het, maar later weer niet. Veel liefde zal er niet in het spel zijn geweest, vermoedt Janse. Al snel neemt Jacoba stiekem de benen, om in 1422 voor de derde maal te trouwen, nu met de Engelse Humphrey of Gloucester. Ook dat huwelijk houdt niet lang stand en Jacoba keert terug naar haar moeder. Intussen woedt in Holland en Zeeland een verbeten strijd om de macht tussen de Hoeken en Kabeljauwen. Hierin raakt ook Jacoba betrokken. Tot tweemaal toe is zij aanwezig bij een vredesceremonie: eerst de Zoen van Woudrichem, in 1428 gevolgd door de Zoen van Delft. Filips de Goede, een neef van Jacoba, had nu de touwtjes stevig in handen.
Het eindspel zet in met een huwelijk met Frank van Borselen. Janse zet dat verhaal in een heel ander daglicht dan de mythe die altijd is verteld. De zaak ligt veel genuanceerder dan velen altijd hebben verondersteld. In 1437 sterft Jacoba, slechts 36 jaar oud, op Teylingen. Ze wordt begraven in de hofkapel in Den Haag. De kapel is in 1879 afgebroken. Het is onduidelijk of ze nog in de kelders ligt. In het Rijksmuseum wordt een haarvlecht van Jacoba bewaard. Of hij echt van Jacoba is?
Aan een kleurrijk leven komt een einde, aan haar faam niet.
Antheun Janse, Een pion voor een dame, Jacoba van Beieren (1401-1436).