Het eerste verzetsslachtoffer was een Maassluizer
Jacques Boezeman werd op 2 december 1940 gearresteerd op verdenking van deelname aan de verzetsgroep ‘De Geuzen’. Dit was de eerste verzetsgroep in Nederland, bestaande uit Vlaardingers en Maassluizers. Hij werd opgesloten in de gevangenis ‘Het Oranjehotel’ in Scheveningen. De SD haalde hem op 8 januari 1941’s avonds laat voor verhoor uit zijn cel. ’s Nachts brachten zij hem in bewusteloze staat terug. Hij overleed de volgende morgen in zijn cel. Hij was waarschijnlijk de eerste Nederlandse verzetsstrijder die om het leven kwam door toedoen van de bezetter.
Fluitincident
Op 13 mei 1941 was in de buitenhaven de dagelijkse vlaggenparade van de Kriegsmarine (Duitse marine). Een jonge Sluizer, die op zijn vingers het fluitsignaal nabootste, liet de ceremonie te vroeg beginnen. Samen met nog 12 anderen werd hij vrijwel direct gearresteerd. Toen Rauter (hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland) hoorde over het fluitincident, liet hij de dertien Sluizers, samen met drie Vlaardingers, naar Kamp Sachsenhausen in Duitsland sturen. De gemeente kreeg een boete van ƒ 100.000,- opgelegd en de bevolking moest twee weken lang om acht uur ’s avonds binnen zijn. Ook werd burgemeester Schwartz op 21 mei vervangen door een NSB’er, George Ort.
Twee Sluizers overleden in het kamp.
Joodse families
Op 18 oktober 1942 arresteerde de bezetter de enige twee Joodse families in Maassluis, te weten die van fotograaf Coltof en slager Van Gelderen. Via Amsterdam en Kamp Westerbork werden ze per trein naar het vernietigingskamp Auschwitz gebracht. Op 26 oktober stopte de trein bij het plaatsje Cosel, zo’n 80 km voor Auschwitz. Hier moest slager Jozeph van Gelderen uitstappen. De trein met Jetje en Beppie van Gelderen en het echtpaar Coltof reed verder naar Auschwitz. Bij aankomst werd iedereen direct naar de gaskamers gebracht. Jozeph werkte nog twee maanden in een arbeidskamp. Hij overleed op 29 december aan de gevolgen van een longontsteking.
Bombardement
De meest ingrijpende gebeurtenis voor de stad Maassluis vond plaats op 18 maart 1943, omstreeks 15:30 uur. Twaalf geallieerde bommenwerpers wilden met 30 brisant- en 60 fosforbommen de oliefabriek Witol aan de Heldringstraat treffen, maar de bommen kwamen verkeerd terecht. In korte tijd werd een gedeelte van de oude binnenstad vernield door hevige branden en instortende gebouwen. Er vielen 18 doden, waaronder een moeder en haar twee kinderen, de jongste was nog een baby. Er waren ook bijzondere reddingen, zoals een andere baby die slapend en ongedeerd onder het puin werd gevonden.
Voedselbonnen
Op 10 april 1944, het was Tweede Paasdag, werd het Distributiekantoor (Sursum Corda) aan de Fenacoliuslaan om 06:00 uur overvallen. Zeven gewapende leden van de Landelijke Knokploeg (LKP) deden dit onder aanvoering van Marinus Post. Dit was de broer van de landelijk bekende verzetsman Johannes Post. De LKP-overvallers wilden voedselbonnen in handen krijgen voor de vele onderduikers in de regio.
Onder water
In het voorjaar van 1944 had de bezetter het plan om de Sluispolder onder water te zetten om een eventuele invasie van de geallieerden te bemoeilijken. De bewoners kregen een aantal weken de tijd om een dijkje achter hun huizen aan te leggen zodat ze niet zouden onderstromen. Aan deze dijk is wekenlang keihard gewerkt door de bewoners. Aangezien er wegens de Arbeitseinsatz (verplichte tewerkstelling in Duitsland) in Maassluis weinig mannen tussen de 18 en 50 jaar meer waren, is het meeste werk gedaan door jongens en oudere mannen, samen met meisjes en vrouwen. Van 12 tot 18 april 1944 lieten de Duitsers de Sluispolder volstromen vanaf de Wippersmolen. Het dijkje bleek succesvol en de huizen bleven droog.
Versperring Waterweg
Ter hoogte van Maassluis lieten de Duitsers eind september 1944 vier schepen in de rivier zinken. Bedoeling was de vaarweg naar de haven van Rotterdam af te sluiten. De vier schepen die hiervoor gebruikt werden waren de Zuiderdam (afgezonken op 22 september 1944), de Dinteldijk (afgezonken op 23 september 1944), de Baud en de Prins Willem V (beide afgezonken op 5 oktober 1944). De versperring was niet echt succesvol, de schepen lagen te veel naar de walkanten.
Werken in Duitsland
De laatste grote Arbeitseinsatz-actie in Maassluis was op 9 januari 1945. Toen moesten alle nog aanwezige jongens en mannen tussen 17 en 40 jaar zich om 10:00 uur verplicht melden op de Markt. Om 12:00 uur vertrok de colonne mannen, begeleid door gewapende Duitse soldaten, via Vlaardingen naar Schiedam. Na drie dagen vertrokken ze per spoor in veewagens naar Duitsland. Niet iedereen kwam na de bevrijding terug.
Eind april 1945 zagen de Maassluizers weer vliegtuigen overkomen. Dit keer niet met bommen voor Rotterdam, maar met voedselpakketten voor Rotterdam.
Niemand sprak er ooit nog over
In oktober 1943 ontdekt een jongen, die ’s avonds laat van zijn meisje komt, bielzen op de spoorbaan. De bedoeling is een trein met Duitsers te laten ontsporen. Maar als vergelding zal dit vermoedelijk vele Maassluizers het leven kosten. Hij waarschuwt de stationschef. Die waarschuwt de brugwachter die met een smoes de trein laat ophouden. De overwegwachter en de politieagent van dienst worden ingeschakeld. De agent vraagt raad aan een collega die vermoedelijk bij het verzet zit. Een ploegbaas met zijn wegwerkers raken erbij betrokken. Met vereende krachten herstellen zij het baanvak en harken het grind aan. Er is niets meer van te zien. Men spreekt af zijn mond te houden. En iedereen heeft zich daaraan gehouden. De bezetter is het nooit te weten gekomen.