De eerste nutsvoorzieningen

Welvaart voor het algemeen belang

In de tweede helft van de 19e eeuw werden veel technische uitvindingen gedaan die het dagelijks leven van de gewone mensen ingrijpend veranderden. Het leven werd aangenamer. Ook Maassluizers profiteerden daarvan.

Stadsgas
De eerste moderne energievoorziening in Maassluis was ‘stadsgas’. In 1866 werd de gasfabriek aan het Wijde Slop, nu Havenstraat, gebouwd. Gas diende allereerst voor straatverlichting, pas later kreeg ieder huis een gasaansluiting. Aan het eind van de gasleiding in huis kon men één lamp laten branden. Toen men voor verlichting elektriciteit ging gebruiken, werden de mogelijkheden met gas uitgebreid naar koken en verwarming. Het was een luxe wanneer de kolenkachel door een gashaard vervangen werd en verwarming voortaan door één druk op de knop te stand kwam.

Doordat steeds meer huishoudens op gas gingen koken dreigden de gasproductie en gasopslag te klein te worden. In 1917 nam de gemeente de gasfabriek over. Er is nog even een plan geweest om een nieuwe gasfabriek te bouwen in de Kapelpolder. In 1924 werd er wel een gashouder (een enorme ronde opslagketel voor gas) in de Heldringstraat geplaatst. Het gebruik van gas verminderde vanaf 1936 omdat huishoudens op elektriciteit overschakelden. Met de komst van het aardgas in 1966 was een eigen gasfabriek niet meer nodig en deze werd dan ook gesloten en afgebroken.
Tegenwoordig staan er woningen op het terrein van de voormalige gasfabriek.

Waterleiding
In 1890 werd de NV Maassluische Waterleiding Maatschappij opgericht. Deze particuliere onderneming bouwde de watertoren op ’t Hoofd. Bijzonder aan het ontwerp was de rechthoekige, bakstenen schacht met daarin woonruimtes voor de werknemers. De 27 meter hoge toren kreeg bovenin een ijzeren reservoir van 100 m3. In 1891 startte de levering van leidingwater. Dat werd uit de Nieuwe Waterweg en de rivier het Scheur gepompt en op het terrein van de drinkwaterleiding gezuiverd. Overigens had lang niet ieder huis vanaf het begin een aansluiting op de drinkwaterleiding.

Rond 1920 kwamen al eerder gesignaleerde problemen met de kwaliteit van het water naar buiten. Het water uit de rivier was behoorlijk vuil, maar ook te zout. Dat kwam door het voortdurend uitdiepen van de rivier voor het scheepvaartverkeer, waardoor het zeewater verder landwaarts kwam. De Maassluizers kregen het dringende advies om het leidingwater eerst te koken. Er was ook te weinig water om alle aansluitingen te voorzien. Door alle kritiek op het waterleidingsbedrijf nam de gemeente in 1922 de onderneming over. De installaties om het water te zuiveren werden gemoderniseerd en er kwamen extra bassins voor het bezinken, filteren en opslaan van water.
Vanaf 1935 zette de gemeente een waterboot in (de ‘Maeslandsluijs’), die zoet water uit de Oude Maas ging halen. Dat water mengde men in het systeem van het waterleidingbedrijf met het ‘Maassluise’ water.

Vanwege die problemen was in 1920 al geopperd om het water via het Rotterdamse waterleidingbedrijf af te nemen. De definitieve overstap vond echter pas halverwege de jaren zestig plaats. De overbodige watertoren is in 1972 gesloopt.

Riolering
Het derde leidingennet dat naar de woonhuizen leidde was de riolering. Die was natuurlijk na de aanleg van de waterleiding handig om het afvalwater ook weer de huizen uit te leiden. Maar in 1910 was er nog een arbeiderswijk gebouwd (achter de Van der Horststraat) met slootjes als open riolen en ‘plonstoiletten’. Dan stond er een klein huisje boven de sloot met een gat in de bodem en dit diende als toilet. Of er stond een emmer onder het gat. Gemeentepersoneel haalde regelmatig de tonnetjes op waarin de emmers geleegd waren. Tot na de Tweede Wereldoorlog was dit bij oude huizen in de binnenstad nog steeds het geval. In 1915 kwam de rioolbemaling aan de Jokweg in bedrijf. Deze loosde het ongezuiverde water in de haven ter hoogte van het Havenplein. De uitlaat is nog te zien bij laagwater.
Tegenwoordig gaat het afvalwater via het rioleringsstelsel naar afvalwaterzuiveringsinstallatie De Groote Lucht aan de Maassluisedijk in Vlaardingen.

Elektriciteitsvoorziening
In mei 1914 ging Delft stroom leveren aan Maassluis via hoogspanningskabels langs de Noordvliet. De stroom kwam binnen in een transformatorhuisje naast het pand Noorddijk 51. Dit pand stond bovenaan de Wedde en was rond 1900 gebouwd als bedrijfswoning van de gemeente.
Via het transformatorhuisje werd de elektriciteit verdeeld over de wijken. In de binnenstad ging de stroom door een ondergronds kabelnet en in de buitengebieden via een bovengronds kabelnet. Voor de verdeling stond er een aantal zuilen in Maassluis, ook wel bekend als ‘peperbussen’. Er stond er een aan het begin van de Jokweg naast de trappen naar de Zuiddijk. Deze zuil is allang verdwenen, maar de ruimte van de ronde zuil is nog steeds zichtbaar. Hij is uitgespaard in het talud van de dijk.

Telefoon
Begin 20e eeuw werd een telefoonnetwerk aangelegd. In 1915 waren er 45 aansluitingen in Maassluis. Dat is vrij veel voor een kleine plaats. Ter vergelijking: Maasland had twee aansluitingen. De telefooncentrale bevond zich in het Hooge Huys aan de Noordvliet 37. De beller kon niet zelf een nummer kiezen, maar moest het aanvragen. Dat kon natuurlijk alleen tijdens de openingstijden van het kantoor, als er iemand aanwezig was achter het schakelbord. Dat was het geval van 8 uur ’s ochtends tot 9 uur ’s avonds en op zon- en feestdagen ’s ochtends tussen 8 en 9 en ’s middags tussen 1 en 2 uur.


Had Maassluis wel elektriciteit nodig?
In 1910 was er in de gemeenteraad discussie over het betrekken van elektriciteit uit Rotterdam. In 1912 besloten de burgemeesters van Maasland, Schipluiden, de Lier en Maassluis uiteindelijk om gezamenlijk elektriciteit door Delft te laten leveren. Toen zij in 1913 de voorwaarden kregen van het Elektriciteitsbedrijf Delft, besloten zij toch liever ieder afzonderlijk te gaan onderhandelen.
Het stadsbestuur Maassluis hield een referendum. Eind januari 1914 ontvingen alle huishoudens een ‘geschriftje’ met de titel Is electriciteit wenschelijk voor de Gemeente? Zij moesten binnen acht dagen reageren en konden informatie verkrijgen van het energiebedrijf op 3 februari ’s avonds van 7 tot 9 uur in het Raadhuis. Dat bijna alle reacties positief waren is niet zo vreemd: de voorlichting werd gedaan door het energiebedrijf, dat natuurlijk direct belang had bij de aanleg van elektriciteit.