47 Kempisch dialect

Taalkundigen van naam

Weet je wat ‘petunnekes’ zijn? Ooit gehoord van de ‘fieteldans’? Enig idee hoe mensen in de Kempen een schraal achterwerk noemen? En wat wordt bedoeld met de uitdrukking ‘Leven as ‘ne prins in een kaafkot’?

Nee? Geen nood, want in de voorbije jaren hebben verscheidene taalkundigen het dialect van de Kempen nauwkeurig bestudeerd en vastgelegd. Daardoor kunnen we dit soort vragen gewoon opzoeken. Waardevol behoud van erfgoed. Daarnaast zijn er dichters en dialectliefhebbers die de waardering voor de streektaal levend houden.

Anton de Bont

In de drie boeken die Anton de Bont (1889–1973) in de jaren zestig publiceert, behandelt deze onderwijsman het dialect van de Brabantse Kempen uit en te na: woordenboek, grammatica en plaatsnaamkunde. Hij legt daarbij het accent op het dialect van Oerle, het dorp waar hij opgroeit. Vooral beschrijft hij zaken rond het traditionele boerenbedrijf (vee, gewassen, gebruiksvoorwerpen), evenals spreuken en uitdrukkingen. Meer dan dertig jaar na De Bonts overlijden wordt zijn driedelige serie ‘Dialect van Kempenland’ aangevuld met de delen 4 (‘Bestiarium’, over dieren) en 5 (‘Herbarium’, over planten).

Wim van Gompel

Reuselnaar Wim van Gompel (1945) begint al op de middelbare school met het noteren van taalverschijnselen die hem in zijn geboortedorp opvallen. De oud-docent Nederlands legt daarmee de basis voor het ‘taalkundig monument’ dat hij tussen 2002 en 2006 publiceert: het vierdelig Reusels Woordenboek, alles bij elkaar ruim 1.700 pagina’s over de taal van één dorp. Alleen al vanwege deze omvang is het woordenboek bijzonder, maar ook vanwege de thematische opzet. Deel 1 gaat over de mens, deel 2 over de wereld en deel 3 over beroepen en andere bezigheden. In deze drie delen vermeldt Van Gompel van duizenden woorden en uitdrukkingen de betekenis, herkomst, uitspraak en gebruiksvoorbeelden. In deel 4 behandelt hij de complete grammatica, klankvorming en naamgeving. Eerder al, in de jaren tachtig en negentig, maakt Van Gompel naam met taal- en naamkundige rubrieken (‘Ons eige taol’ en ‘Naome’) die een plek krijgen in de 20-delige boekenreeks ‘Kroniek van de Kempen’. (Venster 48, Doorkijk 3)

Cor Hoppenbrouwers

Cor Hoppenbrouwers (1936) groeit op in Westerhoven, maar brengt zijn werkzame leven vooral door in het noorden van het land, als docent taalkunde aan de Universiteit Groningen. In veel van zijn wetenschappelijke publicaties grijpt hij terug naar het Westerhovens dialect zoals hij dat in zijn lagere schooltijd heeft leren kennen. In 1996 leidt dit tot het boek ‘De taal van Kempenland; van ààwbätte tot zwiemele’. Hierin komen zaken aan de orde als zegswijzen en uitdrukkingen, woorden, klanken en het regiolect, de verbreding van het plaatselijke dialect naar de regio. Ook levert Hoppenbrouwers taalkundige bijdragen voor de ‘Kroniek van de Kempen’, de reeks publicaties waarvan zijn broer Frans een van de drijvende krachten is, onder meer met bijdragen over flora en fauna.

Toon Hagen

Toon Hagen, die in 1936 in Reusel wordt geboren en daar de lagere school bezoekt, groeit uit tot een kopstuk in de dialect- en taalkunde. Uiteindelijk is hij als meer dan dertig jaar verbonden aan de Faculteit der Letteren van de Katholieke Universiteit Nijmegen, onder meer als hoogleraar in de dialectkunde. In deze functie houdt de geboren Kempenaar zich niet specifiek bezig met de taal van zijn geboortestreek. Wel zet hij er zich voor in verbindingen aan te brengen tussen de Vlaamse en de Nederlandse taalgemeenschappen. Vaak op een speelse manier. Zo stelt hij dat Nederlanders ‘dossier’ op zijn Frans uitspreken omdat het rijmt op thee en Vlamingen op zijn Nederlands omdat het rijmt op bier.

Naast deze wetenschappers kent de Kempen mensen die de ‘schoonheid van hun moedertaal’ op een andere manier uitdragen. Bijvoorbeeld via poëzie, zoals Frans Hoppenbrouwers, een ook landelijk hooggewaardeerd dichter. Of via volksvertellingen zoals Johan Biemans en Jaon Jansen die bij allerlei gelegenheden ten gehore hebben gebracht.

Maar al deze inspanningen hebben niet kunnen voorkomen dat het dialect, ook het Kempische, geleidelijk terrein verliest. Een plaatselijke dialectbijeenkomst als in Casteren is weliswaar gezellig, maar kan het tij niet keren. Evenmin als een gelegenheidsgedicht in het dialect zoals dat van Harrie Meulenbroeks. Ontdekken we in de taal van de koe misschien een nieuw dialect?

 

NB

Petunnekes: sleutelbloem

Fieteldans: een veevoederziekte die bij de dieren benauwdheid, dik oogleden en een slingerende

gang teweegbrengt 

Schraal achterwerk: blekjas

Leven as ne prins in een kaafkot: Leven als God in Frankrijk