Begin twintigste eeuw was de buurtwinkel dé plek voor de dagelijkse boodschappen. Het Oude Dorp van Huizen kende vele bakkerijen en kruideniers, die in bestaande boerderijen waren gevestigd. Om in de crisistijd van de late jaren twintig en dertig wat bij te verdienen, begonnen veel Huizers een winkeltje aan huis. Deze zaken werden veelal gedreven door echtparen, die tot de middenstand behoorden. Een eigen winkel was voor het hele gezin hard werken, meestal tot ’s avonds laat.
Huizen telde relatief veel winkels in verhouding tot de dorpsbevolking. Een telling uit 1943 stelde het totaal aantal winkels op 226 stuks. Dit waren voornamelijk kruideniers, drogisten en zaken met zoetwaren. De klantenkring van de winkels reikte nog niet verder dan de grenzen van het dorp. Voor speciale benodigdheden, zoals trouwkleding, reisden de Huizers af naar Hilversum of zelfs Amsterdam.
De producten en bediening in zo’n buurtwinkel waren totaal anders dan in de huidige supermarkt. Klanten werden persoonlijk door de winkelier geholpen, die aan de toonbank afwoog of -sneed wat de klant wilde kopen. Dit alles veranderde met de komst van zelfbediening, een Amerikaanse uitvinding die door kruidenier Jaap Schaap in 1960 geïntroduceerd werd in Huizen. Zijn ‘zelfbedieningszaak’ aan de Lindenlaan sloeg aan. En dankzij de koelkast hoefde men niet meer elke dag naar de buurtwinkel voor verse producten. Zo maakten de buurtwinkels langzaam plaats voor moderne supermarkten.
Rondom het Oude Raadhuisplein ontstond het Hoofdwinkelcentrum. Maar omdat de afstand voor de bewoners van de nieuwbouwwijken een obstakel vormde, kregen zij hun eigen winkelcentra: De Kostmand, Phohi, Holleblok en Oostermeent. Met gegroepeerde winkels én veel parkeergelegenheid, geheel naar Amerikaans model. Hoewel in elk winkelcentrum minstens één supermarkt aanwezig is, zijn de buurtwinkels, zoals Bakkerij Kruijmer, gelukkig toch niet helemaal uit Huizen verdwenen.