Kenmerkend voor de cultuur van Huizen waren de klederdracht en het dialect. Het is nog geen halve eeuw geleden dat Huizer vrouwen in hun donkere kostuums en witte mutsen door het ‘darp’ liepen. Deze typische Huizer dracht is tussen 1870 en 1920 ontstaan. Het kostuum bestond uit een hoogsluitend jak met grote pofmouwen in stemmige kleuren, een donkere rok met een geruit schort en daaronder verschillende onderrokken, zwarte kousen en leren muiltjes. Op het hoofd prijkte een kraakwitte muts, die door de tijd heen steeds hoger werd. Er bestonden vier typen mutsen voor verschillende gelegenheden: de isabee, de oorijzermuts, de cornetmuts en de pikmuts.
In de mannendracht bestonden twee verschillende stijlen: de boerendracht en de vissersdracht, waarbij de vissersdracht gekenmerkt werd door de vele lagen (onder)kleding tegen de kou op zee. Alle kinderen werden tot hun vierde jaar hetzelfde gekleed. Daarna ontstond een onderscheid tussen jongens en meisjes. De dracht van jongens was met een pet, klepbroek, kieltje en bretels ongeveer gelijk aan die van volwassen mannen. De meisjeskleding was met jurkjes, schortjes, mofjes, kousjes, mutsjes en hoedjes een stuk ingewikkelder. Klederdracht voor mannen en kinderen verdween al voor de Tweede Wereldoorlog uit het straatbeeld, terwijl vrouwen in dracht zeker tot 1990 nog bij de zondagse kerkgang te zien waren.
Ook het Huizer dialect is in de twintigste eeuw langzaam uit het dorp verdwenen. Geschat werd dat in 2015 nog een stuk of duizend personen het min of meer spraken. Het Huizers was een bijzonder overgangsdialect tussen Oost- en West-Nederland. Het stond dicht bij het Veluws, maar was ook aan de tongval van Urk en het oude Schokland verwant. Gelukkig is het dialect door Henk Rebel, beter bekend als Haindruk van ’t Noorderainde, en de Huizer Dialect Werkgroep vanaf de jaren zeventig opgetekend en bewaard voor de volgende generaties, met als kroon op het werk het Woordenboek Huizer Dialect, dat in 2015 verscheen.