De Staten van Holland besluiten al snel het gebied ten oosten van de Gouwe te inunderen, waaronder de weilanden en ‘enteryen’ in de Biezen en Reijerskoop. Een aantal Boskoopse boeren, versterkt door collega’s uit Waddinxveen en Moordrecht pikken dit niet en trekken met boze koppen in juli 1672 in optocht naar Gouda. Ze nemen het stadsbestuur in gijzeling met de eis dat de sluizen weer gesloten worden. Er moet een boze stadhouder aan te pas komen – hij zegt de doodstraf aan voor ‘inundatie weigeraars’ - om de boeren terug te sturen naar hun ondergelopen landerijen.
In de praktijk kwam het waterpeil slechts 30 cm hoog maar hierdoor was er geen duidelijk onderscheid waar het ondergelopen land lag en waar de sloten en kanalen. Tientallen Fransen (die niet konden zwemmen) verdrinken in een poging het ondiepe water door te waden om dan in een sloot te eindigen. De Staatse troepen daarentegen kunnen zich over de verhoogde dijken verplaatsen en de toegangen hiervan worden zwaar bewaakt.
In de tussentijd neemt de troepenbeweging rondom Boskoop toe. In het najaar worden diverse regimenten voor korte tijd in ons dorp ingekwartierd. Dit zijn over het algemeen Duitse huurlingen in dienst van de prins en deze laten zich goed betalen voor hun ‘bescherming’. Duizenden ponden hooi worden gevorderd voor de paarden van de cavalerie en daarnaast wordt de getergde boerenbevolking te werk gesteld om de schansen bij Goejanverwellesluis op te werpen.
De Fransen, die hun kans op een snelle overwinning zien wegzakken in de verradelijke Waterlinie, proberen ondertussen een doorgang naar het Rijnland te forceren door de dijken te bestormen. Maar een groot leger kan hier bij gebrek aan ruimte niets uitrichten en dus moet de vijand wachten tot zich een kans voordoet.
Die kans komt in december, als het ineens sterk begint te vriezen. Door het heemraad wordt besloten de Gouwe open te houden om te voorkomen dat de vijand via het bevroren water de oversteek kan maken. De boeren worden verplicht met bijlen en haken de opengehakte ijsschotsen aan de kant te trekken. Verder worden de bruggen bij Gouwsluis, Boskoop en Waddinxveen door soldaten bewaakt.
Slechts 15 kilometer verderop steken bij Woerden ruim 8000 Franse soldaten onder leiding van de hertog van Luxembourg (alias ‘de gebochelde duivel’) de smalle bevroren strook water over. In de richting van de Meijedijk blijkt het ijs toch zwakker dan gedacht en moet de hertog zijn troepen terugtrekken naar Woerden. Gefrustreerd doordat hij is verhinderd Den Haag te plunderen – de hoofdprijs – richten de Fransen hun woede op Bodegraven en Zwammerdam. Beide dorpen worden in de as gelegd, de inwoners beroofd, verkracht en in het ijskoude water gegooid. De hertog doet zijn bijnaam alle eer aan. Schaum schrijft in De Historie van Boskoop dat men in ons dorp de huizen bij Bodegraven ziet branden. Sterker nog: volgens dezelfde schrijver trekken vele Boskopers oostwaarts om te helpen blussen. Levensgevaarlijk maar ook hartverwarmend. Bij terugkeer blijkt het Staatse leger ons dorp leeggeplunderd te hebben. Hoewel deze slag was verloren, zou Willem III uiteindelijk de oorlog winnen.
Genoemde Schaum schrijft dat in Boskoop, ‘ter verdediging tegen de Fransen’ een schans zou zijn opgeworpen ter hoogte van de hoek Rozenlaan-Biezen. Een schans is in de meest eenvoudige vorm een aarden verdedigingswerk, versterkt met balken. Inderdaad zijn er op Google Maps de contouren van een groot rechthoekig terrein waar te nemen. Ook is er een beschrijving van een Remonstrantse predikant uit 1832, die in detail melding maakt van een perceel in de Biezen die in de volksmond ‘de schans’ werd genoemd. Vooralsnog is de herkomst van dit verhaal nog onzeker, net als het antwoord op de vraag in hoeverre deze schans een rol heeft gespeeld bij de Franse dreiging.
(Tekst: Edwin van Voskuilen)