Het beeld in de media wordt vooral bepaald door de jonge Poolse seizoenarbeiders die groepsgewijs in zogenoemde Polenhotels wonen en hard werken om geld te verdienen om mee naar huis te nemen. De grootste groep Poolse migranten woont echter langduriger in Nederland en heeft een langer verblijf voor ogen.
Anna, geboren in Warschau, opgegroeid in Krakau komt in 2000 samen met haar achtjarige dochter naar Nederland om zich bij haar Poolse man te voegen. Dat pakt niet goed uit en ze scheiden. Na haar scheiding blijft ze in Nederland om te proberen aan werk komen. Na een jaar ontmoet ze een Nederlandse man.
“Ik ben naar Nederland gekomen toen Polen nog niet in de EU zat. Ik werd beschouwd als werknemer buiten de EU. Dus alles moest geregeld worden. Visum, verblijfsvergunning voor mij en mijn dochter. Zonder verblijfsvergunning kon ik niet werken en zonder werk kon ik mij en mijn dochter niet verzekeren. Mijn man moest garant staan. Hij heeft altijd volledig achter mij gestaan. Omdat we toen nog niet getrouwd waren, kregen we geen kinderbijslag of zorgtoeslag. Een moeilijk tijd was dat. We besloten te trouwen zodat dit geregeld kon worden”.
In 2001 krijgt Anna een verblijfsvergunning en ze besluit eerst de Nederlandse taal te leren. “Ik wilde met mijn dochter naar de huisarts kunnen en zelf kunnen vertellen wat er aan de hand was. Dat vond ik belangrijk.
Taallessen
Eerst waren er de taallessen van mijn schoonmoeder en mijn schoonzus. Maar dat was te gezellig. Koffie drinken, samen praten met halve zinnen en woorden. Ik kon het niet volgen. Toen ben ik naar school gegaan om Nederlands te leren”.
In 2004 vindt Anna een baan. Ze gaat werken bij een uitzendorganisatie en daar werkt ze nog steeds. Het uitzendbureau biedt laagdrempelig werk.
“Wij hebben veel werk in de recycling. Mensen staan aan de band en sorteren bouwafval. Daar staan vaak vrouwen. Zij zijn beter in dit werk. Zij kijken beter en hebben minder grote handen dan mannen. Maar niet elke vrouw wil dit werk doen. Het is zwaar werk, vaak 12 uur achter elkaar”.
Werken in de 'Goudhal'
Anna praat met passie over haar drukke baan bij het uitzendbureau. Ze is goed in haar werk en dat wordt beloond. Af en toe speelt de Nederlandse taal haar nog parten. Een ingewikkelde taal om te leren vindt Anna. De G en H zijn de moeilijke klanken. De rondleiding van een nieuwe collega bij het recyclingbedrijf bracht hen bij de houthal. Goudhal verstond de collega en hij kon niet geloven dat ‘het goud’ gewoon op de grond lag en werd gesorteerd door de werknemers van het recyclingbedrijf.
Ze wil niet meer terug naar Polen. Ze ziet het nationalisme, de invloed van de katholieke kerk, het sluiten van de grenzen voor vluchtelingen, het beleid van de Poolse regering in de Europese Unie met lede ogen aan.
Afscheid van Polen
“Op een zeker moment heb ik afscheid genomen van Polen. Mijn hart is hier. Ik heb niets meer in Polen. Hier woont mijn kind, mijn man. Ik heb hier werk. Ik woon bijna net zolang in Nederland als ik in Polen heb gewoond. Ik heb besloten dat hier mijn huis is, hier woont mijn familie. Ik moet mij richten op een toekomst hier. Ik denk dat ik een van de weinige Polen die daar geen problemen mee hebben, met afscheid nemen van Polen.
Ik ken Polen die daar wel veel moeite mee hebben. Een collega op het werk zegt dat als hij oud is, hij terug wil naar Polen. Er is geen sprake van dat ze hier blijven.
Sommige Polen die hier gekomen zijn, een huis hebben gekocht en zich hier wilden vestigen gaan toch weer terug naar Polen. Ze hebben moeite met integreren, met het leven in het liberale Nederland”.
Poten op de pootplank, zwaar werk
Anna voelt zich welkom in Boskoop. Het dorp zit haar als een comfortabele jas. “Het eerste wat mij te binnen schiet als je vraagt naar Boskoop zijn hardwerkende mensen. En dan kijk ik naar de mensen die werken op de boomkwekerijen. Dat poten op de pootplank…wat een zwaar werk is dat.
Boomkwekers hoeven niet op hun knieën te bidden voor een plekje in de hemel, zeg ik altijd. Dat doen ze hun hele leven al op hun knieën op de pootplank”.
(Tekst; Anneke Koelewijn)