Eind 1781. De vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1784) is al een tijdje aan de gang. Het gewapende treffen tussen de landen verloopt desastreus voor de intern verdeelde Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden. Een economische ramp dreigt.
Ook voor de Boskoopse boomkweker en -handelaar op Engeland Pieter van Brakel is het conflict funest. De koopvaardijschepen met zijn bomen worden door de Engelsen in beslag genomen. Naar zijn geld kan hij fluiten. Van Brakel raakt in de geldproblemen. Een bekend verschijnsel overigens voor de Boskoper. Die houdt er namelijk al jaren een levensstijl op na die hij eigenlijk niet kan betalen.
In de kranten en in de kroegen is men het er intussen wel over eens: er moet wel sprake zijn van spionage en landverraad, anders is de situatie niet te verklaren. Er wordt een beloning van duizend gouden rijders (nu omgerekend ongeveer 6300 euro) gezet op het hoofd van de onbekende verrader.
Eerste bomenhandelaar op Engeland
De in 1751 geboren Van Brakel leert het boomkwekersvak van zijn oom Theunis van Es (of Van Nes). Als vanaf z’n veertiende bezoekt hij regelmatig, samen met z’n oom, Rotterdam, waar ze handel drijven met Zeeuwse schippers. In 1781 heeft Pieter een enttuin aan het Reijerskoop. Hij is getrouwd en heeft een dochtertje. Mede onder invloed van zijn oom kweekt hij bomen die bestemd zijn voor het buitenland, voornamelijk Engeland. Volgens sommige bronnen is hij de eerste bomenhandelaar op Engeland. Die handel ligt nu echter stil en de bomen raakt hij aan de straatstenen niet kwijt. Ook privé heeft hij het niet makkelijk, want zijn vrouw overlijdt.
Raadspensionaris Van Bleiswijk
In het hoofd van de dan 31-jarige Van Brakel ontstaat een ideetje. Als hij nou eens een landverrader ontmaskert dan kan hij de premie opstrijken. In een brief aan raadpensionaris Pieter Abrahamsz van Bleiswijk in Den Haag meldt hij dat in de herbergen en koffiehuizen heeft gehoord van een complot. De belangrijkste Hollandse bestuurder is geïnteresseerd. Hij vraagt aan Van Brakel te komen met meer informatie.
List, bedrog en alcohol
De Boskoper herinnert zich dat hij op zijn tochten in Zeeland een dienstplichtig vaandrig heeft leren kennen. Ene Jacob Eduard de Witte. De eenheid van de jonge vaandrig is daar gelegerd op Schouwe om de kust en het achterland te verdedigen. De boomkweker weet de vaandrig met list en bedrog en onder invloed alcohol zo ver te krijgen dat hij kaartjes maakt van de verdedigingswerken op Schouwen. Gevoelige informatie in tijden van oorlog. Van Brakel geeft de kaartjes aan de raadspensionaris en niet lang daarna wordt de vaandrig opgepakt.
Stokslagen en tuchthuis
Van Brakel is korte tijd een gevierd man. Maar nog voordat zijn judasloon kan worden uitbetaald, wordt voor de Krijgsraad duidelijk wat zijn werkelijke rol was. In oktober 1782 wordt ook hij gearresteerd. De verhoren in die tijd zijn niet mild en al snel vertelt hij het hele verhaal. De boomkweker wordt veroordeeld tot geseling met stokslagen en 25 jaar tuchthuis. De vaandrig moet 6 jaar het cachot in en wordt ‘ten eeuwigen dage’ verbannen.
Hiermee is het hoofdstuk ‘Van Brakel’ niet afgesloten. De boomkweker wordt opgesloten in het tuchthuis in Gouda. Hij weet in januari 1789, samen met een medegevangene, te ontsnappen. De boomkweker vlucht naar België. In Antwerpen en Brussel bedient hij zich opnieuw van list en bedrog om aan geld te komen. Hij legt het aan met de dochter van een rijke zilversmid, maar voordat hij kan trouwen wordt hij opnieuw aangehouden en teruggebracht naar het tuchthuis.
Na zijn vrijlating is Brakel niet meer de levenslustige en gewiekste man die hij was. Hij komt terecht in het arm- of weeshuis in zijn woonplaats. Daar sterft hij op 4 mei 1812 om twee uur ’s nachts.
Dossier en pamfletten
We weten zoveel af van deze zaak omdat in het Koninklijk Archief in Den Haag het complete dossier wordt bewaard. Inclusief alle bewijzen (de kaartjes) en de verslagen van de verhoren. Uiteraard leidde de zaak in de kranten destijds tot publicaties. Bovendien werden er na de rechtszaak enkele pamfletten (dunne boekjes) uitgegeven waarin het verhaal in geuren en kleuren uit de doeken werd gedaan.