Molens van Kinderdijk

De oplossing voor dalend land en hogere waterstanden

Nergens ter wereld staan zoveel historische molens bij elkaar als in Kinderdijk. Daar werden rond 1740 negentien windmolens gebouwd, die tot op de dag van vandaag in originele staat bewaard zijn gebleven. De kracht van de wind werd door de machtige wieken overgebracht op grote schepraderen of vijzels, die het overtollige water uit de - beneden zeeniveau gelegen - polders van de Alblasserwaard omhoog maalden, waarna het via sluizen in de rivier de Lek werd geloosd.

 

De oudste schriftelijke vermelding van een windmolen voor de waterbeheersing komt uit de buurt van Alkmaar, uit 1407. In diezelfde vijftiende eeuw verrezen ook in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden de eerste windmolens. Eén van de oudste poldermolens, waarvan de bouwdatum overigens onbekend is, zou die van de polder Noordzijde onder Noordeloos zijn. Ongetwijfeld was het een wipmolen, het oudste type molen dat in de regio voorkwam. De wipmolen was meestal van hout gemaakt. Naar de reden daarvan is het gissen. Wellicht speelde de slappe ondergrond van de waard een rol, of anders de kosten. Stenen molens waren nu eenmaal duurder.

Door het inklinkende veen en de hogere waterstand in de rivieren was een natuurlijke afwatering van het land onmogelijk geworden. Met de molen werd dat probleem opgelost. Aanvankelijk was het voldoende als het water op de lage boezem uitgeslagen werd. Maar in de achttiende eeuw was het land nog meer gedaald en het rivierwater nog hoger gestegen. De molens konden het niveauverschil van anderhalve meter nauwelijks overbruggen. Er was een tweede tussenniveau nodig.

In 1738 werden bij Kinderdijk, de meest noordwestelijke punt van de Alblasserwaard en de plaats met de laagste waterstand buiten de polder, acht molens gebouwd. Deze molens verplaatsten het water uit de Alblasserwaard (met een oppervlakte van 24.000 ha) in twee trappen. Eerst werd het water van een lage boezem (het polderniveau) naar een hoge boezem die door de gehele Ablasserwaard liep, gepompt. Bij de tweede trap werd het water naar het reservoir gepompt. Hier vandaan werd het water via sluizen in de rivier gelaten als het water daar het laagste punt had bereikt. Bij een te hoge rivierstand werd het overtollige water tijdelijk in de hoge boezems opgeslagen. De bemaling werd geregeld met de seinen van de peil- en seinmolens. Bij de peilmolen werd de boezemstand gemeten. Met vlaggen werden de gegevens doorgeseind naar de seinmolens, die daarna het water oversloegen of daarmee juist stopten.

De molens van Kinderdijk zijn op één wipmolen na allemaal zogenoemde grondzeilers, windmolens die vanaf de grond worden bediend. Twee jaar na de bouw van de eerste acht molens werden in 1740 nog eens acht met riet bedekte windmolens geplaatst. In 1760 volgden nog twee achtkante windmolens. De wipmolen, die de Blokweerse Wip of De Blokker wordt genoemd, dateert uit 1620 en brandde in 1997 grotendeels af, maar werd herbouwd. In de hele Alblasserwaard stonden 78 poldermolens, waarvan er 28 zijn overgebleven.

In de Vijfheerenlanden werden in de achttiende eeuw bij Ameide voor de afwatering van de polders twee molens gebouwd en in de buurtschap Sluis vijf. Acht molens stonden er bij Achthoven. In de polder Nieuwland en Leerbroek stonden vier beneden- en drie bovenmolens die op de Linge uitmaalden. Ook rond Leerdam was een uitgebreid molencomplex. Rond 1880 namen stoomgemalen het werk van de windmolens over met als gevolg dat veel molens werden gesloopt.