De westzijde van Meerdervoort wordt begrensd door het ambacht Groote Lindt, het noorden door Develstein, het oosten door het ambacht Schobbelands-Ambacht en het zuiden door de Oude Maas, toen nog de Merwede geheten. De directe ligging aan de rivier maakte dat Meerdervoort een ander karakter kreeg dan de dieper in de Waard gelegen ambachten.
De ambachtsheerlijkheid
Het laatste lid van de familie in mannelijke lijn was Adriaen Claeszoon van Meerder-voort. Naast de ambachtsheerlijkheid bezat hij door vererving van zijn oudoom Pieter Abels, burgemeester van Dordrecht, ook het half-ambacht van Puttershoek. Uit zijn huwelijk met Digna van der Meer werden twee dochters geboren, Cunera en Geertruyt van Meerdervoort.
Na het overlijden van hun vader in 1526 werd Cunera vrouwe van Puttershoek en Geertruyt vrouwe van Meerdervoort. Uit het huwelijk in 1551 van Geertruyt met Michiel van Horion, heer van Ordingen, werd Willem van Horion geboren. Hij erfde Meerdervoort van zijn moeder en woonde er tot zijn dood in 1608.
Zijn weduwe Sophia van Bellinckhuyse vertrok hierna naar Waals-Brabant en verkocht de ridderlijke hofstad Meerdervoort met alle rechten, inclusief een graf in de Dordtse Augustijnenkerk aan Michiel Pompe, schepen en thesaurier van Dordrecht en tevens bewindhebber van de West-Indische Compagnie. Hierdoor ontstond de familienaam Pompe van Meerdervoort, een geslacht dat de ambachtsheerlijkheid twee eeuwen in bezit zou hebben.
De ridderhofstede Meerdervoort
Het op een klein eiland gebouwde kasteeltje werd door de latere generaties Pompe van Meerdervoort in een waar lusthof veranderd. Omstreeks 1652 werden de kinderen van de toenmalige ambachtsheer, Michiel en Cornelis Pompe van Meerdervoort, zittend te paard geschilderd door Aelbert Cuyp. Dit schilderij, dat tegenwoordig in bezit is van het Metropolitan Museum of Art in New York, heeft altijd ‘int kinder camertie’ van Meerdervoort gehangen.
De jongens staan met hun moeder ook afgebeeld op een ander schilderij van Cuyp, waar zij op de oprijlaan naar Meerdervoort zijn vereeuwigd. In 1723 moest het naar de toen geldende maatstaven verouderde kasteel plaatsmaken voor een huis dat paste bij de Franse mode. De tuinen werden in Franse landschapsstijl aangelegd. De woonetage kwam hoger te liggen, waardoor men een beter uitzicht op de vergrote tuinen kreeg.
De familie zou de ambachtsheerlijkheid tot 1827 in bezit houden; in dat jaar wordt het openbaar verkocht. Uiteindelijk wordt de hofstede in 1848 afgebroken.
Herberg De Steenen Kamer
De al voor 1570 gebouwde herberg De Steenen Kamer is onlosmakelijk verbonden met het wel en wee van de ambachtsheerlijkheid Meerdervoort. Er werd niet alleen recht gesproken; er was ook een kolfbaan en men sprak van een ‘alleraangenaamst gelegen uitspanningsoord’. Berucht waren bovendien de overvloedige maaltijden met overmatig drankgebruik van het dijkcollege van de Zwijndrechtse Waard, dat de herberg als vaste vergaderplaats gebruikte.
De herbergier was tevens veerschipper van het voetveer naar Dordrecht; de herberg werd dan ook veel door Dordtenaren bezocht. Ook de gewone man uit de stad maakte gebruik van het veer om in Meerdervoort te kolven of in de bosrijke omgeving van de Oude Maas te wandelen. In 1848 werd de herberg tegelijk met de ridderhofstede afgebroken.