Rond 1880 leidde Teekengenootschap Pictura een kwijnend bestaan. Het heeft een haar gescheeld of het kunstenaarsgenootschap zou zijn opgeheven. Het uit Frankrijk overgewaaide impressionisme bracht redding voor het toen al ruim honderd jaar oude genootschap. Twee jonge kunstschilders, de vrienden Roland Larij en Bernard Koldeweij, keerden het tij en zouden Pictura nieuw leven inblazen. Ook Marinus Reus deed van zich spreken:
Een echt artist verheft de eenvoudigste zaken tot iets grootsch, elk voorwerp is door hem bezield en heeft een eigen karakter. Er moet iets van binnen bij hem trillen. Een stukje kunst is muziek en een gedicht tegelijk. Er zit vanzelf rithme in evenals in een gedicht, dat zijn volgens mij de zielstrillingen waardoor de geestigheid in 't schilderen, de toets ontstaat.
Roland Larij (1855-1932)
Roland Larij werd op de Spuiweg geboren als jongste van een gezin met zes kinderen. Zijn vader was kantoorbediende en tevens muzikant bij de Dordtse schutterij. Larij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hij was een vakman die van alle markten thuis was. Zijn stijl beweegt zich tussen realisme en impressionisme en is verwant aan de Haagse School. Behulpzaam en geduldig als hij was, wist hij de jongere leden van Pictura te interesseren voor de nieuwe kunststroming. Hij zou de spil van het genootschap worden en werd uiteindelijk met het erelidmaatschap beloond.
Bernardus Marie Koldeweij (1859-1898)
Vader Koldeweij was winkelier in manufacturen in de Vriesestraat. Bernard kwam ook uit een gezin met zes kinderen. Hij genoot een opleiding aan de Antwerpse Academie, die hij overigens niet voltooide. Hij kreeg les van Roland Larij, maar ook van Théophile de Bock en van Cornelis en Johannes de Vogel. Koldeweij kan worden gezien als de eerste Dordtse impressionist pur sang; het zat als het ware in zijn bloed. Hij werkte in Noord-Brabant, Zeeland, Nunspeet en Blaricum. In 1891 werd tuberculose bij hem vastgesteld. Om genezing te vinden, bezocht hij Zwitserland, Italië en Corsica. Desondanks overleed hij op 39-jarige leeftijd - veel te jong - in zijn geboortestad Dordrecht.
Marinus Pieter Reus (1865-1938)
Rinus Reus is in de Nieuwstraat geboren en heeft vermoedelijk van zijn oom, de huisschilder Nicolaas Reus, het decoratieschilderen geleerd. Hij volgde ’s avonds een tekencursus en kreeg les van Roland Larij. In 1891 besloot hij zich geheel aan de schilderkunst te wijden. In de hem zo typerende stijl portretteerde hij graag het oude Dordrecht. Hij werd geteisterd door een slopende zenuwziekte en bevond zich bovendien in een uiterst zwakke financiële situatie. Hij stond bekend als de ‘koning der broodschilders’. Op latere leeftijd werden zijn psychische problemen (angsten, achterdocht, wanen) steeds groter. Hij stopte met schilderen en overleed in een psychiatrische instelling. De inboedel van zijn atelier werd in 1935 voor een appel en een ei geveild.
Andere impressionisten
Het is niet mogelijk om uitvoerig stil te staan bij alle Dordtse impressionisten. Vanwege de beperkte ruimte noemen we hier slechts hun naam: Hermanus Petrus Antonius Gunneweg (1846-1904), Jacob Huijbrecht Hollestelle (1858-1920), Elias Boonen (1860-1931), Bastiaan Veth (1861-1944), Arie Boers Azn. (1867-1947), Jan Willem (Willy) Sluiter (1873-1949), Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Steven Hendrik (Steef) Wijnhoven (1896-1969), Bernardus Cornelis (Cor) Noltee (1903-1967), Daniël (Daan) Mühlhaus (1907-1981), Thomas Cornelis van Heck (1910-2006) en Wim Jansen (1923-1992).