Cornelis Lelieveld, bijgenaamd Kees Spijkervet, werd geboren in 1821 en overleed op 84-jarige leeftijd, wat gezien zijn levensstijl opmerkelijk was.
Hij groeide op in een piepklein huisje in het slop van het Augustijnenkamp. Met zeven personen woonde het gezin Lelieveld op een oppervlakte van slechts 24 vierkante meter. Het huisje stond pal naast een sprant - een open riool - dat uitkwam op de Lindengracht. Het is dus niet zo verwonderlijk dat Kees al heel jong veel op straat te vinden was.
Carrière
Op de maatschappelijke ladder heeft Kees het niet ver geschopt. Hij was buitengewoon sterk en, als hij de jenever kon laten staan, werkte hij als sjouwer. Soms ging dat maanden goed, maar zodra hij wat geld had, liep het vaak mis. Als de politie weer eens een stomdronken Spijkervet naar het bureau moest brengen, was daar dikwijls heel wat mankracht voor nodig. Hij was niet vechtlustig of lastig van aard, maar kon zich stevig verzetten.
Kees had een ijzersterk gestel, dat hem zelfs tegen de gevaarlijkste ziekten beschermde. Hij deinsde voor geen besmetting terug en om die reden werd hij in het ziekenhuis aan de Visstraat meermaals als hulpverpleger ingezet bij de behandeling van cholerapatiënten. Ondanks de toen nog zeer gebrekkige bescherming tegen besmetting leek hij immuun te zijn voor deze dodelijke ziekte. Kwam dat omdat hij naast een open riool was opgegroeid? Of was het toch misschien de jenever?
Toen hij als sjouwer niet meer aan de bak kwam, moest hij zijn toevlucht zoeken bij het Burgerlijk Armbestuur. Mensen die medelijden met hem hadden, voorzagen hem van kleding of gaven hem een kleinigheid. Daarnaast verhuurde hij zichzelf als model aan kunstschilders en fotografen, waardoor we beschikken over een flink aantal afbeeldingen van zijn karakteristieke kop.
De sledenaarsstallen bij de Varkenmarkt waren vanouds het domicilie van Kees Spijkervet en zijn zwervende vrienden. Het daar volop aanwezige hooi en stro boden een ideale rustplaats en paarden zorgden voor de nodige warmte in de winter. In 1890 werd dit terrein met een hoog ijzeren hek afgesloten. Met noodlottige gevolgen voor enkele van de voormalige gebruikers ervan. Zo werd in de daaropvolgende zeer strenge winter Spijkervets kompaan Klaasje van Efferen doodgevroren aangetroffen in de Kuiperstoren, in een kamertje dat men hem daar ter beschikking had gesteld. Kees zelf, die de nacht zittend tegen de muur van de gasfabriek had doorgebracht, overleefde wonderwel ook deze winter.
Wien Nêerlandsch bloed...
In 1892 werden er in hotel Ponsen gratis maaltijden aan de armen aangeboden. Uiteraard was Kees van de partij. Op 27 januari 1892 meldden zich vijftig mannen voor de eerste gratis maaltijd. In de glazen veranda van Ponsen namen de gelukkigen plaats aan een lange, gedekte tafel. Na afloop ontvingen de mannen een sigaar, waarna Wien Neêrlandsch bloed – destijds het volkslied – werd aangeheven.
De volgende dag traden vijftig vrouwen aan voor een gratis maaltijd en op 30 januari was het de beurt aan een groep van honderd jongens en meisjes. Slim als hij was, nam Kees deel aan alle maaltijden, óók die voor vrouwen en kinderen. Hij had zich namelijk als voorbidder aangeboden. Met zijn reputatie van dronkaard werd dit niet door iedereen op prijs gesteld. Maar Kees zal ervan genoten hebben!