Huismuseum Pieter van der Hult
De Dordtse kunstschilder Pieter van der Hult verbleef in 1672 met zijn moeder Maria van Rommerswael in ‘s-Gravenhage, waar hij in de leer was bij Willem Doudijns. Op 20 augustus 1672 werden Johan en Cornelis de Witt daar vermoord en wegens 'de danguereuse tyden' vertrokken moeder en zoon halsoverkop naar Dordrecht. Het was voor Dordtenaren inderdaad beter om die stad maar snel te verlaten; bekenden zijn van de gebroeders De Witt was levensgevaarlijk.
Van der Hult beschikte over een collectie schilderijen die hij ‘aen de liefhebbers van de conste ter besichtiging’ stelde, aldus Erasmus Arondeus, eveneens een leerling van Willem Doudijns. Arondeus zou zorgdragen voor het transport van de schilderijen naar Dordrecht. Ze kwamen daar op 23 september 1672 aan, waarna de collectie in Pieters huis werd opgehangen.
Hiermee kreeg Dordrecht zijn eerste museum, dat toegankelijk was voor vrienden en bekenden van moeder en zoon. De collectie bestond uit 68 schilderijen van niet de minste kunstenaars: Rubens, Van Ostade, Mereveld, Saverij, Schongauer, Dürer, Lucas van Leijden, Cranach, Rembrandt, Jordaens en anderen. Ook Dordtse schilders, zoals Samuel van Hoogstraten, waren vertegenwoordigd. Het huis stond op de Hoge Nieuwstraat, op de oostelijke hoek van de Lange IJzerenbrugstraat. Tot voor kort was op die locatie de school van Instituut Kranenburg gevestigd.
Dordrechts Museum
De collectie van het Dordrechts Museum werd van betekenis door twee legaten: een van kunstverzamelaar en aquarellist Leendert Dupper (1799-1870) en een van de dochter van Ary Scheffer (1795-1858), een in Dordrecht geboren kunstschilder die in Parijs grote bekendheid verwierf. Hoewel hij Dordrecht als 2-jarige heeft verlaten, werd hij vier jaar na zijn dood met een standbeeld vereerd. Deze verering zal ertoe hebben bijgedragen dat Cornelia Scheffer een legaat instelde ten behoeve van Vereniging Dordrecht Museum, die daarmee de collectie in bruikleen heeft gegeven aan het (gemeentelijk) museum. Het museum is nu gevestigd in het voormalige Krankzinnig- en Beterhuis.
Huis Van Gijn
Bankier Simon van Gijn (1835-1922) had een brede interesse voor geschiedenis en was in de vermogenspositie om gedurende zijn leven een enorme collectie objecten aan te leggen. Hij kocht alles wat hem interesseerde, groot of klein, van meubels tot speelgoed, prenten, scheepsmodellen, zilverwerk en keramiek. Van Gijn bewoonde een kolossaal huis uit 1728 aan de Nieuwe Haven. Van Gijn en zijn echtgenote waren kinderloos waarmee het herenhuis groot genoeg bleef voor zijn buitensporige verzameling.
Overigens kocht hij ook de belendende panden op, zodat er nooit gebrek aan ruimte was. Net als zijn zeventiende-eeuwse voorganger Pieter van der Hult stelde Van Gijn zijn huis open ‘aen de liefhebbers van de conste ter besichtiging’. Zo had hij een huismuseum waar zijn vrienden en bekenden gratis in konden rondkijken. Curieus is dat bouwheer Johan van Neurenberg tijdens de bouw in 1728 het huis van eerdergenoemde Pieter van der Hult in bezit had; hij had het in 1727 uit diens nalatenschap gekocht. Na zijn overlijden liet Van Gijn zijn bezit na aan Vereeniging Oud-Dordrecht, waar hij medeoprichter van was. Na het faillissement van deze vereniging in 1949 kwam het in bezit van de gemeente.
Overige musea
Overige musea in Dordrecht zijn: Museum 1940-1945, het Nationaal Onderwijsmuseum, Museum Twintighoeven, het Binnenvaartmuseum, het Hof van Nederland, het Dordts Patriciërshuis en het Nationaal Landschapskundig Museum.