Pictura was populair tot in de hoogste kringen. Koning Willem II kocht werk van Picturianen voor zijn kunstverzameling en de koninginnen Wilhelmina en Juliana waren beschermvrouwen. In de loop der eeuwen zijn honderden kunstenaars - waaronder schilders, tekenaars en beeldhouwers, maar ook dichters en schrijvers - lid geweest van Pictura. Een flink aantal daarvan genoot ook buiten Dordrecht grote bekendheid, onder wie Johannes Cornelis Schotel, Willy Sluijter, Otto Dicke en Kees Buddingh’.
Confrérie van Sint Lucas
Pictura is als het ware een voortzetting van oudere verenigingen waarin schilders zich hadden georganiseerd. Al in de Middeleeuwen kenden we in Dordrecht het Gilde van Sint Lucas op der vijf Neringen, waarin de in de stad gevestigde schilders zich hadden verenigd. In 1642 splitsten de fijn-, kunst- en grofschilders zich af in de Confrérie van Sint Lucas, een genootschap met vooral kunstliefhebbers.
Hiervan was Aert Schouman later een actief lid. Toen hij elders te veel bezigheden kreeg, stopten de activiteiten in 1748 en werd de Confrérie opgeheven.
Opgericht in de Blauwpoort
In de zomer van 1774 komen vier kunstbroeders bijeen: Abraham van Strij, Reinier Goudsbergen, Willem van der Koogh en Pieter Hofman treffen elkaar op de uitspanning Crispijn. Zij brengen de dag door met tekenen en spelen met de gedachte om een tekengenootschap op te richten. Het plan neemt snel vaste vorm aan en op 1 oktober van dat jaar wordt het Teekengenootschap Pictura opgericht. In een lokaal boven de Blauwpoort worden de eerste oefeningen in de tekenkunst gehouden.
Onder leiding van deze kunstenaars ontwikkelen zich vele jongelieden. De leden van Pictura hielden zich voornamelijk bezig met het gezamenlijk tekenen en het houden van kunstbeschouwingen, waarbij gezelligheid hoog in het vaandel stond. In de achttiende eeuw werden ook elders in het land kunstgenootschappen opgericht, die zich laten vergelijken met de rederijkerskamers, waar schrijfkunst, dichtkunst en literatuurstudie werden beoefend.
Moeilijke tijden
In de tweede helft van de negentiende eeuw dutte het Dordtse culturele leven enigszins in. Er gingen zelfs stemmen op om Pictura op te heffen. Roland Larij en Bernard Koldeweij introduceerden na hun opleiding aan de Academie van Antwerpen het impressionisme. Deze kunstenaars vormden een groep en organiseerden als zodanig tentoonstellingen. Pictura kwam hierdoor weer flink tot leven.
Ook de Tweede Wereldoorlog was een moeilijke periode, omdat men toen andere zaken aan het hoofd had. Pictura sleepte zich moeizaam door deze periode heen. Na de oorlog hebben leden als Hans Petri, Otto Dicke en Philip Kouwen Pictura met succes nieuw leven ingeblazen en ontstond er hernieuwde belangstelling voor het toen al ruim 170 jaar oude tekengenootschap.
Dit is in Oostenrijck
Teekengenootschap Pictura is al vanaf 1900 gevestigd in het uit 1561 daterende monumentale pand Dit is in Oostenrijck op de Voorstraat. Het is de woning geweest van burgemeesters en muntmeesters, die in de ernaast gevestigde Munt van Holland werkten. De voorgevel is in de achttiende eeuw van een voor die tijd moderne lijstgevel voorzien. Tegelijk kreeg het huis een interieur in Lodewijk XV-stijl. De achtergevel kent nog de zestiende-eeuwse renaissance-architectuur.
Naast een tiental ateliers bevat het pand zalen die als tentoonstellingsruimten worden gebruikt, een grafische werkplaats en een gezellige sociëteitsruimte.