Groothoofdspoort, de trots van de stad
Het zal geen toeval zijn geweest dat de middeleeuwse stadspoort, die inmiddels in betreurenswaardige staat verkeerde, in het synodejaar 1618 een nieuw jasje kreeg. De in renaissancestijl opgetrokken voor- en achtergevel staan in feite voor het veertiende-eeuwse gebouw, waarmee er geen sprake was van volledige nieuwbouw.
Op 18 september 1618 kreeg Gillis Huppe, maker van het beeldhouwwerk op de poort, een vooraanstaand plekje op de kade naast een regiment soldaten dat in afwachting was van prins Maurits die daar met zijn jacht aan zou komen.
Zoals gebruikelijk werd de prins begroet met saluutschoten. Maar dat ging niet helemaal goed. Op het moment suprême schoot een musketier de soldaat die voor hem stond in diens achterhoofd. Hij zou die nacht aan zijn verwondingen bezwijken.
Of de prins van Oranje het voorval heeft zien gebeuren, wordt niet in de getuigenverklaring van de beeldhouwer vermeld. Wel dat er geen sprake van opzet was. Nog geen acht weken na het bezoek van de prins zou de Dordtse Synode van start gaan. Kwam de prins inspecteren of de nieuwe Groothoofdspoort representatief was voor de bezoekers? Met de door Huppe vervaardigde stedenmaagd, omgeven met de wapens van de belangrijkste Hollandse steden, had de beeldhouwer vast een goede beurt bij hem gemaakt!
Waar ging het om?
In 1609 besloten de Nederlandse Republiek en Spanje om de wapens tijdelijk neer te leggen. Over dit Twaalfjarig Bestand, alsmede over de rol van de kerk binnen de staat, ontstond discussie. Er waren twee kampen: remonstranten en contraremonstranten. Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt, een remonstrant, was voorstander van vrede met Spanje en vond dat de Staten boven het leergezag van de Kerk stonden.
Prins Maurits daarentegen wenste een boven de Staten staande calvinistische eenheidskerk en was faliekant tegen de vrede; hij vertrouwde Spanje niet en in oorlogstijd zou hij meer macht hebben dan daarbuiten. Hij loste het probleem op door Van Oldenbarnevelt wegens hoogverraad op te laten pakken en op het Binnenhof te laten onthoofden.
Het voornaamste doel van de Synode was om het voortslepende geschil tussen remonstranten en contraremonstranten te slechten; dit spitste zich toe op de predestinatieleer en het vastleggen van geloofsbelijdenissen. Er wordt wel beweerd dat de uitkomst van de Synode al vaststond nog voor zij was begonnen, want binnen twee maanden werden de remonstranten uitgesloten van de beraadslagingen van de Synode en kregen de contraremonstranten het gelijk aan hun zijde.
Zeven maanden lang vergaderden bestuurders, professoren en predikanten uit Groot-Brittannië, Zwitserland, de Duitse gebieden en de Republiek met elkaar. Als uitkomst zou er een Statenvertaling van de Bijbel komen en werden de Dordtse Leerregels vastgesteld, ook wel 'de vijf artikelen tegen de remonstranten' genoemd.
Het leven in de stad
Hoewel de Dordtenaren door het stapelrecht wel wat buitenlanders gewend waren, moet de aanwezigheid van zo’n grote hoeveelheid gasten bijzonder zijn geweest. De herbergen zaten propvol en er logeerden synodegangers bij particulieren. Voor de Dordtse geleerden moet het een interessante periode zijn geweest om van gedachten te kunnen wisselen met veel van hun buitenlandse collega’s.
De in medicijnen gepromoveerde Johan van Beverwijck keerde vlak voor de aanvang van de Synode terug van een 'grand tour' door Italië, om op 1 april 1619 in het huwelijk te treden. Zouden zijn buitenlandse collega-wetenschappers op zijn feestje zijn geweest? Vast wel!