Archeologen deden de vondsten in 1997. De opgraving vond plaats in het kader van de aanleg van de Betuweroute, de goederenspoorlijn tussen Rotterdam en Zevenaar. Niet voor niets kreeg het menselijke skelet – van een vrouw van middelbare leeftijd – de naam Trijntje.
Rivierduin of donk
Op de locatie Polderweg in Hardinxveld-Giessendam vonden de archeologen bewoningssporen van ruim 7000 jaar oud. Men woonde op een rivierduin of donk, omringd door een nat, moerassig gebied. In een dergelijke ondergrond blijft organisch materiaal goed bewaard. Daarom kwam er tijdens het archeologisch onderzoek in de jaren 90 veel botmateriaal naar boven. Zoals Trijntje, het hondenskelet en een bewerkte benen priem. Ook troffen de onderzoekers bijvoorbeeld schimmel- en plantenresten aan, naast voorwerpen van vuursteen en hout, variërend van pijlpunten tot peddels.
In een grafveld
Het hondenskelet lag in een grafveld, vlak bij een kamp waar mensen woonden. Dat waren jagers-verzamelaars, in een tijd dat in het zuidoosten van Nederland de eerste agrarische activiteiten van de grond kwamen. De bewoners van de donk hielden zich niet bezig met akkerbouw of veeteelt, maar waren voor hun voedselvoorziening geheel aangewezen op wat de natuur hen bood. Zoals bevers en otters en in het voorjaar paaiende snoeken. Tussen deze jagers-verzamelaars en de boeren in de lössstreken waren wel contacten. De vondsten van onder andere vuursteen, pijlspitsen en aardewerk aan de Polderweg duiden daar op.
De hond was het enige huisdier op de donk. De archeologen vonden drie begraven honden, naast een aantal verspreide liggende losse skeletdelen. Dat bewijst dat deze dieren een belangrijke betekenis hadden in het leven van de mensen.
Apporteren
De honden hadden een schofthoogte van gemiddeld 54,5 centimeter. Die hoogte komt overeen met bijvoorbeeld de labradors en retrievers van nu. De honden stonden vrij hoog op hun poten, wat te maken kan hebben met hun functie. De archeologen opperen dat ze wellicht het water in moesten om wild als bevers en otters te apporteren.
De aanwezigheid van jonge honden wijst er echter op dat het kamp op de donk niet specifiek voor de jacht was. Het was eerder een ‘basiskamp’ met volledige huishoudens, inclusief vrouwen, kinderen en huisdieren. Dit kamp was niet het hele jaar bewoond, maar alleen tussen oktober en maart en wellicht slechts in de maanden oktober, november, februari en maart. In de zomer bivakkeerde men zuidelijker, op de zandgronden tussen de Maas en de Schelde. Mogelijk hielden ze zich daar al wel bezig met agrarische activiteiten.
Te zien
Voor Nederland is het opgegraven hondenskelet een volstrekt unieke vondst, zeker in combinatie met menselijke skeletten. In zuidelijk Scandinavië zijn ook graven met honden uit deze periode aangetroffen. Soms zijn ze apart begraven, soms samen met mensen. Het oudste hondenskelet van Nederland is zo uitzonderlijk dat het is opgenomen in de permanente tentoonstelling van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Zie ook de website van het Rijksmuseum van Oudheden:
en de website van Geologie van Nederland:
https://www.geologievannederland.nl/fossielen/zoogdier-beschrijvingen/hond