ABTB-Weerselo

Boerenorganisaties

Tijd van wereldoorlogen

De Twentsche Landbouw Maatschappij (TLM), die in 1871 werd opgericht, streefde naar het bevorderen van de landbouw, veeteelt, landontginning en landbouwhuishoudelijke nijverheid. Ook de landbouwcrisis uit de jaren tachtig van de 19de eeuw als gevolg van de massale invoer van (goedkoop) Amerikaans graan was voor de agrarische wereld extra reden om alert te zijn en te zoeken naar een antwoord op de precaire situatie. Het succes van de TLM was zo groot dat ook boeren buiten Twente zich bij de maatschappij aansloten. Daarom werd bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1897 de naam veranderd in Overijsselsche Landbouw Maatschappij (OLM), een organisatie op neutrale basis. Daarnaast ontstond ook nog de Provinciale Overijsselsche Boerenbond (POB), op algemeen christelijke grondslag. Hiervoor heeft het schoolhoofd Plegt uit Rossum zich zeer verdienstelijk gemaakt. Rond 1900 tekenden zich scheidslijnen af in de al bestaande organisaties, zowel in politiek als in cultureel opzicht, wat leidde tot organisaties op confessionele grondslag. Naast de vakorganisaties, die vooral de materiële belangen van hun leden behartigden, ontstonden er standsorganisaties, die waakten over de principiële levenskwesties. In 1917 werd in Arnhem de Aartsdiocesane rooms-katholieke Boeren en Tuinders Bond (ABTB) opgericht. Deze organisatie stond voor de katholieke maatschappijvisie en de godsdienstig-zedelijke belangen en kende plaatselijke afdelingen.

Lokale ABTB-afdelingen

In de gemeente Weerselo, waar in 1930 ruim 94% van de bevolking katholiek was, kwamen ook lokale afdelingen tot stand. Op 27 november 1917 kreeg de parochie Weerselo een ABTB-afdeling waarvan ook de Coöperatieve Aan- en Verkoop Vereniging (CAVV) deel uitmaakte. Het tweede artikel van het oprichtingsstatuut was erg duidelijk over het doel van de oprichting: "Zij stelt zich ten doel de ontwikkeling en de vorming van de leden en hun gezinnen op godsdienstig, zedelijk, cultureel, maatschappelijk en economisch gebied te behartigen op grondslag van de katholieke beginselen". Onder het beheer van de Onderwijscommissie van de ABTB kwam al in 1923 de landbouwhuishoudschool in Weerselo tot stand. Rossum kreeg zijn afdeling op 12 juli 1918. Ook de bewoners van Volthe en Lemselo konden zich aansluiten bij deze afdeling. De contributie was: voor leden zonder of met één koe f 1,00, voor leden met twee koeien f 1,25, voor leden met drie tot vijf koeien f 1,75; zij die meer dan zes koeien hadden betaalden f 2,50. Ook hier werd een CAVV-afdeling gekoppeld aan de afdeling Rossum. Ook Saasveld kreeg zijn eigen ABTB-afdeling. Voor het zakelijke deel sloot die zich in 1919 als filiaal aan bij het ABTB Districts-Depot Almelo. De oprichtingsvergadering van de ABTB-afdeling Deurningen volgde op 18 mei 1919, met meteen al 84 leden. Pastoor W. Gloerich stond als lid nr. 1 geregistreerd. Alle afdelingen hadden een geestelijk adviseur.

Culturele ontwikkeling

De ABTB kende tal van nevenafdelingen, zoals de Jonge Boeren en Tuinders Bond (JBTB) en de Meisjes Beweging ABTB (MBA), later gezamenlijk omgevormd tot de Katholieke Plattelandsjongeren (KPJ). Ook kwam er een "Boerinnenbond", later omgezet in de Katholieke Plattelandsvrouwen organisatie (KPO). Uit deze afdelingen ontstonden weer allerlei plaatselijke verenigingen, zoals de rijverenigingen Ons genoegen in Rossum en De Dalruiters in Weerselo. Naast alle ABTB-afdelingen heeft zich voor de niet-katholieken in de gemeente Weerselo ook altijd een afdeling van de OLM kunnen handhaven. De afdelingen hebben erg veel betekend voor de bevordering van veeteelt en landbouw en adequaat gebruik van kunstmest, veevoer en machines, maar ook voor de culturele ontwikkeling en scholing van de Weerseloërs.

Schaalvergroting

De Europese en Nederlandse landbouwwetgeving introduceerde begrippen als mestboekhouding, melkquotering, milieuregelgeving, uitrijverboden, ammoniakuitstoot, superheffing en het landinrichtingsbeleid. Vanwege deze ontwikkelingen was aan schaalvergroting niet te ontkomen. Na veel overleg is besloten de ABTB, de OLM en andere vergelijkbare organisaties in landelijk verband te organiseren. Sinds 1995 opereren ze als de Federatie van Land- en Tuinbouworganisaties Nederland (LTO). De Overijsselse afdelingen maken deel uit van LTO-Noord, bestaande uit de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland, Utrecht, Zuid Holland en Noord Holland.