In de 19de eeuw ging de opkomst van de textielindustrie in Twente aan Rijssen niet voorbij. De Koninklijke Jutespinnerijen en -weverijen van Ter Horst & Co bepaalden meer dan 125 jaar de economie van de Reggestad. Deze jute-industrie geeft Rijssen een unieke plaats binnen de geschiedenis van Nederland. De jutefabriek van Ter Horst heeft een grote invloed gehad op de samenleving. Vanaf de oprichting in 1835 groeide de fabriek gestaag. Steeds meer Rijssenaren vonden er emplooi. In 1850 werkten op een totaal van 2.949 inwoners van Rijssen 400 personen als textielarbeider. Een groot deel hiervan produceerde als huisnijverheid koffiezakken van jute in opdracht van de firma Ter Horst.
Jute koffiezakken
Steenbakker Gerrit Hendrik ter Horst (1777-1852) nam in 1830 deel aan de aanleg van de weg Raalte-Almelo, waarvoor hij de Enschedeër Helmich van Heek als compagnon en financier aantrok. Van de flinke winst die Ter Horst op de aanleg van de weg maakte, begon hij in 1835 met zijn zoons een linnenweverij, waar twintig Rijssenaren werk vonden. Het ging hen de eerste jaren niet voor de wind. Pas in 1850 keerde het tij, dankzij een enorme order voor de levering van jutekoffiezakken aan de Nederlandse Handelsmaatschappij. De gebroeders ter Horst stichtten in 1865 een stoomjutegarenspinnerij, waar zes spinmachines en vier weefgetouwen draaiden. De jute werd vanuit het westen van het land aangevoerd in de zompen over de Regge en met paard en wagen naar de fabriek gereden. De aanleg van de spoorlijn Apeldoorn-Rijssen-Almelo in 1888 was een belangrijke stimulans voor de fabriek. Het bedrijfsterrein van Ter Horst werd via een zijlijntje op het spoorwegnet aangesloten. Op het terrein werden drie draaischijven gebouwd, zodat elke hoek van het terrein bereikbaar werd.
Staking
In 1892 stonden er 1.000 Rijssenaren op de loonlijst van de Stoom, zoals de fabriek in de volksmond heette. De bevolking van Rijssen bestond toen uit zo'n 6.000 inwoners. Een groot aantal van de inwoners werkte toen dus in de fabriek van Ter Horst. Lage lonen en lange arbeidstijden leidden in 1906-1907 tot een georganiseerde staking onder het personeel, één van de eerste stakingen in Nederland. Tijdens de crisisjaren dertig vonden massa-ontslagen plaats bij de fabriek.
Ondergang
Na de Tweede Wereldoorlog gaat het weer de goede kant op met de jutefabriek, als de stoomkracht wordt vervangen door elektriciteit. Op het hoogtepunt van haar bestaan in 1949 werkten 1.500 arbeiders bij de Koninklijke Jutespinnerij en Weverij ter Horst & Co. Maar in de jaren vijftig begon de uittocht van de Rijssenaren uit de Stoom. In de bouw en de metaal was veel meer te verdienen dan bij het zuinige Ter Horst, dat bleef vasthouden aan de lage lonen. De textiel kreeg het moeilijk. Rond 1980 kreeg de helft van het personeelsbestand van ruim 400 mensen de wacht aangezegd. In 1982 ging Ter Horst op in de Nederlandse Jute Industrie Group, die produceerde voor de automobiel- en tapijtindustrie. De familie Ter Horst verdween uit het bedrijf. Op 12 februari 2003 werd de firma failliet verklaard. Er waren toen nog 51 werknemers in dienst, bij de Nederlandse Jute Industrie. De fabrieksgebouwen aan de rand van het centrum waren al in de jaren negentig verdwenen.
Herinnering
Wat overbleef, is het door de heren Ter Horst gestichte Parkgebouw en het aangrenzende park en de Stichting Grietje en Jan ter Horst, die nog steeds het Zorgcentrum Wellehof beheert. Ook muziekvereniging Wilhelmina, opgericht door de firma bij de kroning van de prinses in 1898, houdt de herinnering aan het bedrijf in leven. Ter Horst zal altijd een begrip blijven voor de Rijssenaar.