Het boerenleven heeft sinds de 19de eeuw een grote ontwikkeling doorgemaakt. Om dit zichtbaar te maken namen de Oudheidkamer Twente, de gemeente Ootmarsum en de VVV Ootmarsum in 1927 het initiatief een museumboerderij te stichten aan de Vasserweg. Hier werd een Los Hoes herbouwd een boerderij waarin mensen en vee gezamenlijk in één grote open ruimte leefden. De boer kon vanuit zijn bedstede de koeien in de gaten houden. In de winter zorgden de koeien zelfs voor enige warmte in huis. Mensen konden tegen betaling in het bewoonde huis rondkijken. In 1963 werd, ter vervanging van het oude, aan de rand van Ootmarsum een vergelijkbaar ‒ onbewoond ‒ Los Hoes gebouwd. In de loop der jaren ontwikkelde deze museumboerderij zich tot een compleet openluchtmuseum met vele gebouwen en collecties. Het complex beslaat inmiddels een oppervlakte van 16.000 m², waarop 16 gebouwen staan, en trekt jaarlijks rond de 40.000 bezoekers.
De bouw van een Los Hoes
Het Los Hoes, het kernstuk van het museum, is gebouwd in de typisch Saksische stijl. Vroeger gebruikte men voor de bouw materialen die voorhanden waren. De fundering bestond uit grote veldkeien of Bentheimer zandsteen. Het geraamte werd opgebouwd uit eiken balken, die door een pengatconstructie verbonden werden. De gebinten konden eenvoudig uit elkaar gehaald worden.'Los' betekent 'niet vast': de boerderij was verplaatsbaar. Tussen de balken werd een vlechtwerk van twijgen aangebracht dat stevig werd opgevuld met leem. Later metselde men bakstenen tussen de balken. Het dak rustte op de gebinten; de muren hebben geen dragende functie. Het bovenste deel van de gevels werd voorzien van eiken planken. Op de voorgevel prijkte steevast een gevelteken.
De groei van het museum
Diverse authentieke historische gebouwen zijn in de loop der jaren naar het openluchtmuseum verplaatst en ingericht zoals in vroegere tijden. Het gaat hierbij onder meer om een bakspieker, de Hofkamer (een burgerwoonhuis afkomstig van de Markt in Ootmarsum), de Eppinkschuur die lange jaren aan de Oostwal in de stad stond, een kapschuur, een wagenschuur met landbouwwerktuigen, de voormalige smederij van Silderhuis, een werktuigschuur, een schaapskooi, boerderijtje De Heinenboer en het "Klöpkeshoes". Samen geven ze een beeld van de ontwikkeling van de landbouw. Verschillende ambachten worden in beeld gebracht: het spinnen, weven, houtbewerken, maken van klompen en gereedschap, smeden van ijzer en bakken van brood in de "bakspieker". In het boerderijtje is te zien hoe een boerengezin leefde in het begin van de 20ste eeuw. De mechanisatie van het boerenbedrijf in de 20ste eeuw zorgde ervoor dat veel handwerk verdween en dienstmeiden en knechten geen werk meer vonden op de boerderij.
"Het land van Heeren en Boeren"
Het beheer van het museum werd door de gemeente in 1997
overgedragen aan een stichting. Onder de bezielende leiding van
Toon Heupink begon een nieuwe fase in het bestaan van het
Openluchtmuseum. In hetzelfde jaar werd de collectie Engels van
Beverforde verkregen van de toenmalige Overijsselse
Landbouwmaatschappij. In 2001 ging het project "Heeren en Boeren"
van start.
Naast het boerenleven schetst het museum nu ook een beeld van de
bestuurlijke verhoudingen in Twente. De exposities "Engels van
Beverforde" en "Heeren en Boeren" geven een indruk van de functie
en het leven van de hofmeiersfamilie Van Beverforde. Er is ook een
expositie met maquette over de Commanderie van Ootmarsum ingericht.
In het Drostenhuis, dat sinds 2005 tot het museum behoort, woonde
de laatste drost Hendrik Knijpinga Cramer. Na de restauratie
is het ingericht als een 18de eeuws patriciërshuis. Verschillende
evenementen en educatieve programma´s zorgen ervoor dat het erfgoed
in de belangstelling blijft staan van jong en oud.