Ongeveer 500 meters ten noorden van de Almelosche baan en 1000
meters van de Oldenzaalsche toren verwijderd, ligt een buurtschap,
in bouwland, waarlangs een kleine beek loopt, de uitloop van de
Fonteinbeek, de heilige beek der Heidenen en Christenen. Ten
noorden sluit eene kleine heide daartegen aan; dit gehele terrein
heet de Tij of de Huurne Tij goarden. De heide is een grafveld,
waar ik vele Germaanse urnen heb gevonden; het behoort aan den
Rooseboer, vroeger Olde Rose of Watersnieder genaamd. Of het met
dat, bij de 1000 meters daarvan verwijderde Zandhorst in verband
staat, of zij een of twee verschillende begraafplaatsen vormen, heb
ik nog niet met zekerheid kunnen uitmaken, ik geloof dat zij
gescheiden zijn.
Zo beschreef kolonel J.A. Ort in 1901 zijn ontdekking van
grafvelden met Germaanse urnen op de Tij bij Oldenzaal. Met deze
vondst begon eigenlijk de opgravinggeschiedenis van Oldenzaal. Al
vrij vroeg wist men de grafvelden bij de stad Oldenzaal te
traceren. De eerste grote opgraving naar deze grafvelden werd door
C.C.W. Hijszeler in 1947 gedaan, later gevolgd door de
grootschalige opgravingen tijdens de aanleg van de nieuwbouwwijk De
Thij door archeoloog A.D. Verlinde in 1975.
Grafvelden in de late bronstijd en vroege ijzertijd
Hijszeler en Verlinde vonden een uitgestrekt grafveld uit de periode circa 1000 v. Chr. tot circa 600 v. Chr., de late bronstijd en de vroege ijzertijd, zowel op de Tij als het iets verder gelegen gebied De Zandhorst. Dit grafveld bestond uit een aantal opgeworpen grafheuvels, waarin crematieresten gevonden werden. Hierdoor kreeg men een aardig beeld van de grafcultuur in de late bronstijd in Oldenzaal.
Grafrituelen
Vanaf de late bronstijd begroef men de overledenen in urnenvelden. Deze grafvelden bestonden vaak uit groepen van tientallen tot honderden heuveltjes, die dicht bijeen waren aangelegd. Onder de dikwijls lage, door kringgreppels omgeven heuveltjes waren de crematieresten van een individu begraven, waarbij de resten in een urn, los of verpakt in een organisch materiaal (doek o.i.d.) in een kuil waren gedeponeerd. De urnenvelden kwamen voor op de wat hogere plaatsen in het landschap, vaak de dekzandruggen. De bijgezette individuen maakten deel uit van een nederzettingseenheid, een lokale gemeenschap.
Lokaliseren van vroege nederzettingen
Een nederzetting is archeologisch herkenbaar aan huis- of boerderijplattegronden, meestal op enige afstand van het grafveld. In Oldenzaal werd de bijbehorende nederzetting bij het grafveld de Tij/Zandhorst nooit gelokaliseerd. De nederzetting was mogelijk gevestigd in de latere middeleeuwse stad Oldenzaal. Door de grote hoeveelheid graven gevonden op de Tij vermoedde men dat hier meerdere families begraven waren, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Veelal werden de crematieresten bijgezet in urnen. Veel van deze urnen zijn dan ook bewaard gebleven Sommige urnen waren gedecoreerd met touwbandversiering of indrukken. De mensen in de bronstijd waren landbouwers en vaak zag men in de graven van deze landbouwers grote voorraadpotten. Het grafveld de Tij lag niet zomaar ergens in het landschap, maar was gesitueerd aan een natuurlijke route. Het grafveld werd waarschijnlijk gebruikt door bewoners van verschillende boerderijnederzettingen in de nabije omgeving.