De Martinustoren

Kerk en parochie van Losser

Tijd van steden en staten

De Martinustoren is het enige dat nog herinnert aan de oude Sint Martinuskerk, die in 1904 is afgebroken. Het exacte bouwjaar van de toren is niet bekend, maar ligt vermoedelijk in de 14de of 15de eeuw. De 22 m hoge toren is opgetrokken uit baksteen met toepassing van Bentheimer of Gildehauser zandsteen voor plinten en andere constructieve delen. De fundering rust gedeeltelijk op grote veldkeien. Aan de bouw is te zien dat het een verdedigingstoren is geweest.

Parochiekerk

Over het ontstaan van de parochie Losser is vrijwel niets bekend. Vermoedelijk is de kerk voorgekomen uit een kapel die bediend werd vanuit Oldenzaal. Als zelfstandige parochie komt Losser voor het eerst voor in een goederenlijst van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht uit de jaren 1298 tot 1304. De oorspronkelijke kerk is niet lang nadien gebouwd. De veldtocht van prins Maurits in oktober 1597 bracht Twente onder Staats gezag, met als gevolg de invoering van de "gereformeerde" godsdienst. Op 23 mei 1598 kreeg Losser zijn eerste predikant, maar pas in 1626 kwam de kerk definitief in handen van de gereformeerden en moesten de katholieken hun heil elders zoeken (zelfs tot over de grens). In 1810 werd de kerk op gezag van koning Lodewijk Napoleon aan de rooms-katholieke gemeenschap teruggeven. Na de bouw van de nieuwe Heilige Maria Geboortekerk werd de oude Martinuskerk in 1904 afgebroken. De toren, die sinds 1810 eigendom was van de gemeente, bleef behouden. Aan de oostgevel van de toren zijn zowel de profielen van de oorspronkelijke kerk nog te zien als die van na de uitbreiding van 1887. De contouren van de afgebroken kerk zijn aangebracht in het plaveisel van het omliggende Martinusplein.

Uurwerk en klokken

Op de begane grond van de toren is een kleine expositie ingericht van foto's en voorwerpen uit de geschiedenis van kerk en toren. Hier zijn ook restanten zichtbaar van een kruisribgewelf, dat ontdekt is bij de restauratie van de toren in 1954. Op de eerste zolder bevindt zich een uurwerkkast met het handgesmede uurwerk uit 1666. Al bijna 350 jaar zorgt dit solide werkstuk ervoor dat Losser bij de tijd blijft. De wijzerplaat telde tot 1954 slechts één wijzer. De juiste tijd vaststellen luisterde toen nog niet zo nauw: men keek niet op een minuut meer of minder. Een verdieping hoger is de klokkenzolder, waar in eikenhouten klokkenstoelen drie klokken van de beroemde Elzasser klokkengieter Jan Fremy hangen. De brandklok uit 1666 en kinderklok uit 1667 zijn inmiddels vervangen door duplicaten. De originelen zijn te bezichtigen in de hal van het gemeentehuis. De middagklok uit 1667 (en niet 1676, zoals op de klok staat) doet nog alle dagen trouwe dienst. De hoogste zolder wordt alleen gebruikt voor het uitsteken van de vlag op feestdagen of als de ijsbaan open is.

Vicary

Een interessant verschijnsel in de vroege Losserse kerkgeschiedenis is het bestaan van een Vicary(fonds). Meer dan in onze dagen werd de middeleeuwse mens dagelijks herinnerd aan Christus' gebod om werken van barmhartigheid te verrichten. Wie deze werken deed bevorderde zijn eigen zieleheil. Er werd daarom veel geschonken aan de Kerk. In 1502 schonk Elske van Keppel, weduwe van Egbertus van Langen, een aanzienlijke hoeveelheid geld en goederen aan de parochiekerk van Losser voor de stichting van een dergelijk vicarie. De kerkmeesters van Losser vermeerderden haar schenking met negen stukken grond. Uit de opbrengsten van deze bezittingen werd een vicaris aangesteld, die verplicht was elke week vier missen te lezen en ook tijdens alle hoogfeesten. Verder diende hij mee te zingen in het koor en de pastoor te assisteren. Maar het was hem volgens de stichtingsakte expliciet verboden om er een concubine op na te houden.
Na de Reformatie ging het vicaryfonds over naar de gereformeerden. De inkomsten kwamen ten goede aan de (bewoner van de) pastorie en vanaf het eind van de 17de eeuw ook aan de koster en schoolmeester. Die koster/schoolmeester kreeg ook het beheer over de bezittingen, die toen al sterk verminderd waren. In 1845 werd het beheer toevertrouwd aan de kerkvoogden. Bijzonder is dat in het begin van de 21ste eeuw in het kadaster nog steeds bepaalde stukken grond op naam van de "Hervormde Vicary Losser" stonden.