In De Lutte heeft van 1756 tot 1952 een windmolen gestaan,
genaamd De Luttermöll.
Op de molen was onder anderen Jan Seijger molenaar. De molen bleef
in handen van dit molenaarsgeslacht tot in 1888. De laatste
molenaar, Jan Hendrik Seijger, stierf op jonge leeftijd aan
tbc.
Standerdmolen
In 1891 werd Jan Hendrik Oosterbroek eigenaar van de Lutter
windmolen. Oosterbroek was tot die tijd molenaarsknecht bij de
molen van Schellings in Beuningen. In 1923 schreef Oosterbroek de
molen in als een open standerdmolen. Deze molen was een typische
Oost-Nederlandse standerdmolen, een driezolder met de "bomen" van
de trap hoog doorlopend tot de hoekstijlen tot even onder de kap
van de "kast". De molen had een apart takelluifeltje en de
voorzijde was beplakt met vilt. Er waren weinig weegbanden
(schuinstaande stijlen om het scheeftrekken te voorkomen). De molen
had een houten as. De teerlingen (funderingspalen) waren
van Bentheimer zandsteen. De molen diende als korenmolen. In 1927
werd een nieuwe as (de verticale spil in het hart van de molen)
aangebracht en voortaan werd de molen "Molen Oosterbroek" genoemd.
In de jaren dertig van de 20ste eeuw zijn er tevergeefs vele
pogingen gedaan om de molen te behouden. In 1938 was de
molenkap zo ver verweerd, dat hij de wieken niet meer kon dragen.
Ze werden afgebroken en naar het Duitse Gildehaus verkocht. De
molen raakte steeds verder in verval. De februaristorm van 1953 gaf
het laatste zetje gegeven en in de herfst van 1955 is de molen
omgetrokken; het nog bruikbare hout werd verkocht.
Luttermolenveld
Begin jaren tachtig werd het idee gelanceerd om in het gebied waar
ooit de molen stond een recreatiepark aan te leggen. Er kwam in
1989 een bestemmingsplan voor de ontwikkeling van
verblijfsrecreatie, dat voorzag in de bouw van 550 bungalows en een
centrumvoorziening. Het park kreeg de naam Luttermolenveld. Ondanks
diverse bezwaren ‒ het park zou een omvang krijgen die de
helft van de dorpsoppervlakte bedroeg ‒ ging de bouw toch van
start. Ook zouden er hoge geluidswallen moeten worden aangelegd,
die van invloed zouden zijn op het landschap. Eind jaren negentig
bleek dat er op het recreatiepark steeds meer sprake was van
permanente bewoning. Er werden diverse handhavingacties in gang
gezet. Dit bleek echter bijna onmogelijk. In 2003 besloot de
toenmalige minister van VROM dat recreatiewoningen mochten worden
gelegaliseerd tot permanente bewoning. De gemeente Losser besloot
toen dat dit ook ging gelden voor het Luttermolenveld. Vele
autochtone dorpelingen waren het hier niet mee eens. Na een
uitspraak van de Raad van State is het Luttermolenveld in 2010
officieel tot woonwijk verklaard. Bijna alle straatnamen in deze
wijk herinneren nog aan de molen die er ooit heeft gestaan.
Andere windmolens
In de gemeente Losser stonden nog meer windmolens. Aan de
vroegere Lutterstraat (de huidige Sportlaan) in Dorp Losser stond
de Teylersmöll of Muttersmöll uit 1640, ook een standerdmolen. Op
de Möllenberg in de Lossersche Esch (de huidige Hogeweg) draaiden
de wieken van de molen van Lakerink/Kellerhuis uit 1856. In
Beuningen staat aan de Denekamperstraat het restant van de
Heimolen, een achtkantige stellingmolen uit 1901.