Bisschop de baas
In de Middeleeuwen was de bisschop van Utrecht niet alleen de baas over de kerk, maar ook over een groot deel van Noordoost-Nederland. Het was aan de bisschop om te bepalen welke dorpen zich voortaan stad mochten noemen. Als de bisschop zijn besluit genomen had, gaf hij het dorp stadsrechten. Deze rechten werden op een mooi stuk perkament opgeschreven.
Rechten
De bazen van een stad mochten hun eigen regels maken. Ook mocht de stad zelf ongehoorzame burgers bestraffen en er mochten stadsmuren gebouwd worden. Een stadsmuur beschermde een stad tegen aanvallers en indringers. In ruil voor de stadsrechten moest de stad jaarlijks geld aan de bisschop betalen.
Markten
Vaak kreeg een stad ook het recht om markten te houden. Markten waren heel belangrijk in de Middeleeuwen. Er kwamen veel handelaren en bezoekers van buiten de stad op af. Daar kon je als stad veel geld aan verdienen. De jaarmarkt was de belangrijkste markt. Deze markt was een feest, waar iedereen tijden naar uit keek. Niet alleen kon je van alles op de markt kopen, er hoorde ook een kermis bij. Op de kermis vond je zangers, dansers, poppenkastvoorstellingen, waarzegsters en kwakzalvers, die geverfde konijnenkeutels als medicijn verkochten.
Goor, Delden en Diepenheim
Goor kreeg in 1263 stadsrechten van bisschop Hendrik van Utrecht. Vervolgens legden de inwoners om de "Olde Stad", nabij de Hofkerk, een gracht met twee poorten aan. Om de "Nije Stad" werd een gracht met houten muur aangelegd. In de muur kwamen drie poorten met bruggen. Delden kreeg in 1333 stadsrechten. Diepenheim werd al in de 13de eeuw een stad genoemd. Toch heeft Diepenheim officieel nooit stadsrechten gekregen.