Veroverd door prins Maurits

De Tachtigjarige Oorlog

Tijd van ontdekkers en hervormers

Filips II volgde in 1555 zijn vader Karel V op als heer van de Nederlanden. Hij bestuurde het gebied vanuit zijn koninkrijk Spanje. Rond 1565 kwamen de Nederlanden in opstand tegen het Spaanse gezag, onder meer wegens de onderdrukking van de vrijheid van geweten en geloof: de Tachtigjarige Oorlog begon. Pas in 1578 betuigden de Staten van Overijssel adhesie met de Unie: ze schaarden zich dus voorzichtig aan de kant van de opstandelingen. Stadhouder Rennenberg koos echter in 1580 weer voor Philips II. De provincie was jarenlang het toneel van hevige strijd tussen Staatse en Spaanse legers.

Bolwerken

De Spaanse landvoogden Alva en Parma probeerden in de loop van de jaren met wisselend succes de steden en gewesten die in handen van de opstandelingen waren overgegaan opnieuw te bezetten. Enschede werd in 1583 door stropende Staatse troepen overmeesterd, maar nog in hetzelfde jaar heroverd door de Spanjaarden onder leiding van graaf Mario de Martinengo. In 1587 dreigde opnieuw een aanval van de Staatsen. De stad kreeg toen een Spaans (Waals) garnizoen. Die troepen versterkten de verdedigingswerken door de aanleg van zeven bolwerken "flankerende op malkander, doch so enghe, dat sy niet veel gheweldts mochten teghenstaen". Eén van de bolwerken lag ter plaatse van de huidige Bolwerkstraat.

Swartenhondt

Enschede is in die jaren ook de uitvalsbasis voor plundertochten van het Spaanse garnizoen in heel Twente en ver daarbuiten. De aanvoerder was de Italiaanse ritmeester Mendo. Tijdens zijn veldtocht in het oosten veroverde de Staatse legeraanvoerder Prins Maurits in 1591 onder meer de steden Deventer en Zutphen. Dat bood de mogelijkheid op te treden tegen de guerrilla van Spanjaarden op het platteland. De Staatse krijgsman Joachim Hendriks, beter bekend als Swartenhondt, bedacht een list. Hij ensceneerde een overval op een boerderij vlak bij de stad, waarna een "ontsnapte" knecht de Spaanse bezetting van Enschede waarschuwde. De Spanjaarden stormden met 220 ruiters de stad uit achter de overvallers aan. Bij Beckum, aan de grens met Usselo, lagen de Staatsen in hinderlaag. De Spanjaarden werden in meerderheid gedood of in het moeras gedreven. Slechts 40 man wisten te ontkomen.

"De kop breken"

Prins Maurits wist in 1597 met een veldtocht in het oosten "de Nederlandse tuin", de omheining, te sluiten. Op 8 oktober bivakkeerden ruiters uit de voorhoede van zijn leger op de Usseleres (bij het "Mauritsbeumke"). De toestand van de wegen was slecht. Zij adviseerden de veldheer daarom het leger niet via Haaksbergen naar Enschede te laten gaan, maar via Epe in Duitsland. Op 18 oktober was het leger er en verscheen er een trompetter van Maurits voor de Espoort. Hij dreigde de bezetting met de woorden: "Gedenk het lot van Bredevoort en Groenlo. Als Zijne Excellentie ook maar één schot moet lossen, zal hij U de kop breken." De bevelhebbers in de stad vroegen nu de kanonnen met eigen ogen te mogen zien. Daarna werd Enschede zonder slag of stoot overgegeven. De stadswallen waren immers vrij dun en er stond maar één enkel stuk geschut met weinig munitie. Het garnizoen vertrok vervolgens met vliegende vaandels en slaande trom en "met de lonten brandende in de musketten". Op bevel van Prins Maurits werd de buitenste gracht "toegeworpen" met de grond van de wallen. Enschede was een open stad geworden. De ondiepe, smalle binnengracht bleef nog wel bestaan.

Einde van de strijd

Opnieuw keerden de kansen. In 1605 wist de Spaanse bevelhebber Ambrosio Spinola de vesting Groenlo en ook Enschede en Oldenzaal te heroveren. Geldgebrek ‒ Spinola betaalde zijn leger hoofdzakelijk uit eigen middelen ‒ leidde er vervolgens toe, dat verdere Spaanse veroveringen achterwege bleven. Gedurende het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) stond Twente zowel onder Staats bestuur als onder Spaans bewind (vanuit Oldenzaal). Het stadsbestuur van Enschede sprak in deze periode tegenover de Staten van Overijssel uit het liefst onder Spaans bestuur te willen blijven. In 1626 kwam met de verovering van Oldenzaal Twente niettemin definitief onder Staats bewind.