Weg met die stank!

Afval in de stad

Tijd van burgers en stoommachines

In 1889 kreeg Enschede een eigen waterleidingnet. De voorziening moest de stadsputten en pompen vervangen, die weinig bevorderlijk waren voor de volksgezondheid en hygiëne. Er was toen nog een stadspomp op de Oude Markt, het voormalige kerkhof! De fabrieken hadden allemaal eigen waterwinning. Het gemeentelijke leidingwater werd op druk gehouden met een watertoren op het hoogste punt bij de stad: het "Hoog en Droog". Later kwam het drinkwater uit putten in het waterwinningsgebied Weerseloseweg, na 1939 ook uit een gebied bij Losser en na WO II tot 2008 ook uit het Twentekanaal. De vroegere gemeente Lonneker verkreeg het water uit Gronau.

Gasverlichting

De straatverlichting bestond in 1840 uit olielampen. Er stonden acht lantaarnpalen langs de openbare weg en er waren 28 reverbères, lantaarns die aan een katrol konden worden neergelaten om aan te steken. In de huizen gebruikte men olie- of petroleumlampen. In 1858 werd een gasfabriek gebouwd aan de Zuiderhagen, waar anno 2012 het Holland Casino staat. In 1859 waren er 45 gaslantaarns. De fabriek werd in 1880 door de gemeente overgenomen. Er waren toen zes ovens, drie gashouders en een buizennet van 13 km. Een gashouder van 28.000 m3 verrees rond 1904 bij een nieuwe gasfabriek aan de Lippinkhofsweg. In 1936 werd ook Glanerbrug op het gasleidingnet aangesloten. Tussen 1918 en 1922 werden de gaslantaarns vervangen door elektrische lampen. Na 1959 werd in Nederland het gas betrokken uit de aardgasvelden in Groningen of werd gas geïmporteerd uit Oost-Europa. De eigen gasfabriek werd gesloopt.

Elektriciteit

In 1899 werd een "gemeentefabriek voor electriciteit" gebouwd aan de Windbrugstraat. Er waren toen 38 aansluitingen voor licht en 25 voor kracht (in de fabrieken). De gemeentefabriek moest in 1908 worden uitgebreid vanwege de elektrische tram tussen Enschede en Glanerbrug. Vanaf 1910 werd de stroom voor het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf geleverd door centrales in Hengelo en na een nieuwe fusie in 1951 ook door de IJsselcentrale in Zwolle.

Modderbrink

Tot 1862 werd veel afval eenvoudigweg in de stadsgracht gegooid. Periodiek werd het vuil door een modderschuit opgedregd en verzameld op de zogenaamde "modderbrink" (waar anno 2012 het Holland Casino staat). Uiteindelijk kwam het terecht op de Konijnenberg (bij de huidige Gemeentewerfstraat). Na de stadsbrand werd de gracht gedempt met puin. Composteerbaar afval als as en vuilnis werd toen aan de huizen opgehaald met een "aschkar" (een handkar). De gemeente had daarvoor een contract afgesloten met een landbouwer. Beertonnen met menselijke uitwerpselen werden ook opgehaald, waarna de ton werd geleegd en gereinigd op het terrein van de gemeentewerf.

Vuilnisbelt

In 1898 werd besloten het vuil naar het oude erve Poolman te brengen, aan de Wethouder Nijhuisstraat. Het erf werd verbouwd tot stallingsruimte voor paarden en wagens van de reinigingsdienst. Met huisvuil werd de natte heide opgehoogd tot een vuilnisbelt die in 1925 al 25 meter hoog was, stank en ongedierte veroorzaakte en ook regelmatig in brand stond. In 1924 kocht de gemeente grond aan in het Usselerveen. Er kwam een smalspoorlijn van 6 km naartoe. In 1926 werd de bestaande vuilnisbelt gesloten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van de vuilnisbelt afgegraven en als compost verkocht. Het resterende deel van de berg aan de Poolmansweg is naderhand overgebracht naar het Rutbeek. In 1951 werd de wijk Stadsveld gebouwd en het overlaadstation aan de Usselerrondweg gevestigd. Het Usselerveen werd vanaf 1931 in cultuur gebracht door het land met het oude afval op te hogen en vruchtbaar te maken. De opbrengst viel tegen omdat de grond te veel rommel bevatte, zoals potten en pannen, glaswerk, kokosmatten en schoenen. Sinds 1986 is de stortplaats en vuilverbranding "Boeldershoek" in gebruik.

Waterzuivering

In 1900 werd de riolering van de stad vernieuwd en uitgebreid. Vanaf de jaren twintig werden toiletten met waterspoeling geleidelijk gewoon. Het afvalwater, ook dat van de fabrieken, loosde op beken en sloten, waarvan het water nogal eens de kleur had van de verf die op een bepaald moment werd gebruikt. De stankoverlast werd ondraaglijk. In 1915 werd een afvalwaterzuiveringsinstallatie gebouwd aan de Bruggertstraat, in 1939 vervangen door een geheel nieuwe inrichting aan de Bruggenmorsweg.