Wijhe groeide in de Middeleeuwen uit tot een zelfstandig kerkelijk gebied, kerspel genaamd. In 1261 komt het dorp als zodanig voor het eerst in de bronnen voor. Alle gelovigen in de wijde omtrek waren voor hun christelijke geloofsbeleving op de lokale kerk en pastoor aangewezen. Waarschijnlijk stond in Wijhe aanvankelijk een houten kerkje. Overblijfselen van dat kerkje zijn alleen nooit gevonden. Het is aannemelijk dat deze kerk gebouwd is op de plaats van het Germaanse heidendom Wie. Door aan te sluiten bij de opvattingen en gebruiken van de heidense bewoners kon het christendom zich gemakkelijker een plek in hun harten veroveren. Ook de vernoeming van dit nieuwe heiligdom naar Sint Nicolaas vormt een aanwijzing in die richting. Als beschermheilige van schippers en reizigers sloot deze patroonheilige aan bij de functie van Wijhe als Germaanse cultusplaats op een kruispunt van wegen. Wie weet welk heidense offergaven er nog onder de Nicolaaskerk verborgen liggen.
Stenen kerk
Even vóór 1200 kreeg Wijhe beschikking over een stenen kerk, gemaakte van tufsteen. Restanten van deze steensoort zijn bij latere uitbreidingen in de buitenmuren verwerkt. Het ging om een zogeheten zaalkerk in romaanse stijl, met een rechthoekig schip en een versmald koor aan de oostzijde. De as van de kerk loopt oost-west, zoals bij vrijwel alle vroege kerken. De toren werd aan de westzijde gebouwd, welke tevens toegang tot de kerk verschafte. In de loop van de eeuwen hebben verbouwingen, uitbreidingen, verfraaiingen maar ook versoberingen plaatsgevonden. Men probeerde van de zaalkerk een hallenkerk te maken. Dat werk is echter nooit voltooid. Volledige verhoging van de noordbeuk is evenmin gerealiseerd. De uitbreidingen hebben aanvankelijk laat-romaanse kenmerken, welke overgaan in de gotische bouwstijl.
De toren
Het onderste gedeelte van de toren is het oudst. Deze is in
romaanse stijl gebouwd aan het einde van de 13de of in het begin
van de 14de eeuw. De muren zijn geheel massief. De oorspronkelijke
trap naar de verdieping bevindt zich in de noordelijke torenmuur en
is toegankelijk vanuit de kerk. Bij aanvallen van roversbenden
konden de dorpelingen zich terugtrekken in de toren tot op het
hoogste gewelf. Daar zaten ze dan voorlopig veilig. Een dergelijke
functie had het nog in de jaren 1940-1945. Toen werd hier een
Australische vliegenier schuilgehouden.
Aan de buitenzijde bestaat de toren uit vijf geledingen. De eerste
is geheel vlak, de tweede en derde geleding zijn voorzien van
spaarvelden tussen lisenen en rondboogfriezen in laat-romaanse
stijl. Dit stenen gedeelte is 29 m hoog. De gotische verhoging
bevat de klokkenstoel. Deze is aangebracht in de 17e eeuw. De
klokkenstoel is van eikenhout en bevat twee klokken. De torenspits
‒ ook 29 m hoog ‒ is van eikenhout en bevat diverse vlieringen. Het
in het hout gekerfde jaartal 1740 geeft aan dat de spits in dat
jaar hersteld is. Sinds de Franse tijd is de kerktoren in handen
van de burgelijke gemeente. In plaats van deze toegang tot de kerk
kwam er een ingang aan de noorzijde en een dubbele entree aan de
zuidzijde.
Bezienswaardigheden in de kerk
De Nicolaaskerk kent een bijzonder interieur. Van de rooms-katholieke inrichting is na de Reformatie in de 16de eeuw niet veel overgebleven. Maar in 1983 zijn tijdens restauratiewerkzaamheden wandschilderingen te voorschijn gekomen. Ze zijn aangebracht rond de 14de eeuw. Te zien zijn onder anderen Sint Nicolaas, Johannes de Doper, apostel Simon met de zaag en profeet Elias met de broden. De invloed van het protestantisme is te zien in onder meer de preekstoel, predikantsborden, het doophek en een psalm- en gebedenbord. De invloedrijke adel heeft zijn sporen nagelaten in diverse praalgraftombes en een herenbank. Ook de voormalige gevangenisruimte is bewaard gebleven.