Een twintigtal jongens uit Staphorst, IJhorst en Rouveen kwamen in het najaar van 1812 in Rusland terecht. Met "dank" aan Napoleon Bonaparte.
Onrust vanwege de dienstplicht
Nadat het Koninkrijk Holland in 1810 was ingelijfd bij het Frankrijk, voerde keizer Napoleon Bonaparte in 1811 bij decreet de verplichte inschrijving of "conscriptie" voor de dienstplicht in. Het was moeilijk om daaraan te ontkomen, want vrijwel tegelijkertijd werd ook de bevolkingsregistratie, de Burgerlijke Stand, ingevoerd. De dienstplicht gold in principe voor iedereen van 20 jaar, al was het mogelijk om te worden vrijgeloot. En zij die het konden betalen, namen meestal, in ruil voor een flinke som geld, een "remplaçant" ofwel een plaatsvervanger. De conscriptie zorgde voor veel onrust en beroering en verliep zeker niet geheel naar wens van het Franse bestuur. Op grote schaal werd er gedeserteerd en de Staphorsters vormden in dat opzicht bepaald geen uitzondering. Burgemeester Ebbinge Wubben zag zich daardoor gedwongen maatregelen te nemen. Zo verplichtte hij de drie plaatselijke predikanten, in opdracht van de prefect, om wekelijks vanaf de preekstoel de namen van de deserteurs af te roepen. De aanwezigen dienden daarbij te worden gemaand hen terug te brengen. Ondanks het verzet geraakte toch een twintigtal inwoners van Staphorst, IJhorst en Rouveen in het leger van Napoleon.
Naar de tropen
Een kleine 1½ eeuw later trokken opnieuw Staphorsters ten strijde in een verre oorlog. Terwijl Nederland op 5 mei 1945 het einde van de Tweede Wereldoorlog vierde, werd elders in de wereld nog strijd gevoerd tegen de bondgenoten van de Duitsers, de Japanners. Overal in den lande werden daarom oorlogsvrijwilligers opgeleid, veelal afkomstig uit de gelederen van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Zij zouden in het Verre Oosten gaan strijden tegen de soldaten van keizer Hirohitho of, al naar gelang zij verkozen, deel gaan uitmaken van het internationale bezettingsleger in Duitsland. Ook in Staphorst werd in juni 1945 ‒ in kamp Beugelen, onder leiding van de voormalige verzetsman Jos Bonvanie ‒ een compagnie "Oorlogsvrijwilligers" gevormd. De eerste Staphorsters gingen in 1945 als "OVW-ers", maar vanaf 1946 vertrokken uit de gemeente Staphorst louter nog dienstplichtigen. De situatie was inmiddels dan ook drastisch veranderd. Indonesië, zoals het land zich was gaan noemen, had zich op 15 augustus 1945 onder leiding van generaal Soekarno onafhankelijk van Nederland verklaard. De regering in Den Haag accepteerde dit niet en zond steeds meer troepen om de Indonesiërs tot de orde te roepen. In 1946 gingen er elf dienstplichtigen naar Indonesië, in 1947 waren het er al 34. Waaraan zij begonnen en waaróm was voor de meeste deelnemers een grote vraag. Voor het thuisfront gold veelal hetzelfde, al leefde het grootste deel van de bevolking in de veronderstelling dat de troepen in de tropen door de bevolking in "ons Indië" met open armen zouden worden ontvangen. De realiteit was anders. De Nederlandse regering had besloten tot, wat werd genoemd, een "politionele actie" op Java en Sumatra. In feite was het een korte, maar heftige oorlog, die duurde van 21 juli tot 5 augustus. De 22 mannen die in 1948 vertrokken kregen deels te maken met de tweede politionele actie, die duurde van 19 december 1948 tot 5 januari 1949. De vijandelijkheden kwamen ten einde met het staakt-het-vuren in augustus 1949. Eén Staphorster jongen liet in Indonesië het leven. Na 1949 flakkerde de strijd nog éénmaal op. Tijdens vijandelijkheden die voorafgingen aan de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea in 1962 waren twee mannen uit de Staphorst betrokken. Zij keerden behouden terug.