Eeuwenlang had vooral het westelijk deel van de gemeente Staphorst te lijden van het Drentse water. Het Meppeler Diep, aanvankelijk niet meer dan een nietig stroompje, kon het water van "boven" maar moeilijk verwerken. Zeker toen, door afgraving van de Drentse venen, de sponswerking van het hoogveen geleidelijk aan verdween. Als afweer tegen het water van het Meppeler Diep werd in 1780 een kapitale stouwdijk aangelegd. Deze Staphorster Stouwe liep vanaf de "nieuwe sluis" in Zwartsluis in oostelijke richting langs het Meppeler Diep. Ook langs de Reest kwam een stouwe, maar nog steeds stonden de weilanden regelmatig blank. Het graven van de Dedemsvaart, vanaf 1809, maakte de toestand niet beter; temeer daar in die tijd ook de venen onder Avereest en Ommerschans "aan snee" kwamen.
Watersnoodramp
Grote rampspoed kwam er vanuit het westen. Niet voor het eerst
overigens, want de kronieken vermelden ook stormvloeden in het
noordwesten van Overijssel in de jaren 1170, 1196, 1214, 1219,
1248, 1373 en 1775-1776. Op 4 februari 1825 werd dit gebied, dat
toen nog aan de Zuiderzee lag, getroffen door een stormvloed. Ook
de lager gelegen delen van de gemeente Staphorst kregen er volop
mee te maken; de overstroming reikte tot aan het Schot en kostte 21
personen in Staphorst, IJhorst en Rouveen het leven, terwijl ook
duizenden runderen, paarden, schapen en var-kens omkwamen en ook
verscheidene gebouwen tegen de vlakte gingen. Deze watersnood
vorm-de de aanleiding voor een verdergaande samenwerking. Koning
Lodewijk Napoleon, die Nederland regeerde van 1806 tot 1810, had
daartoe al de aanzet gegeven. Niet iedereen was gelukkig met de
gedwongen samenwerking, want het waterbeheer kostte veel geld en
bovendien werd de bemoeie-nis van hogere instanties niet altijd op
prijs gesteld. Desondanks werden in 1831 en 1833 de Com-missie voor
de landen tussen de Dedemsvaart en het Meppeler Diep en het bestuur
der Hasselter Dijken ingesteld. In 1836 kwam het tot de oprichting
van negen Dijksdistricten, waarvan dat van "Hasselt en Zwartsluis"
het Tweede vormde. In feite sloeg deze benaming echter op het
achterge-legen gebied van Staphorst en Rouveen. Sinds 1884, toen
ook de taken werden verruimd, werd gesproken van het Waterschap
Hasselt en Zwartsluis.
Stoomgemalen
Een onderzoek uit 1915 liet zien dat het voor de boeren in het
Staphorsterveld nauwelijks nog rendabel was het hooi binnen te
halen. Met paard en wagen konden ze bijna niet op de drassige bodem
komen en bovendien lag hun land meestal sterk verspreid. "Als men
er in Staphorst en Rouveen over gaat denken het hooi maar te laten
waar het is, dan moet het wel heel erg zijn", aldus een onderzoek
van de rijkslandbouwleraar. Uiteindelijk werden daarom in de jaren
1917 en 1918 aan het Zwartewater, tussen Hasselt en Zwartsluis,
twee dieselgemalen gesticht: Kostverlorenzijl en Kloosterzijl. Ze
bleken al snel onmisbaar.
Aan de misère vanaf het Meppeler Diep kwam pas in 1974 een
definitief eind met de stichting van het supergemaal Zedemuden, bij
Zwartsluis. Het kon per minuut 6.750 m³ water wegmalen. De kosten
bedroegen zo"n f 18.000.000,‒, maar overstromingsgevaar vanaf de
rivier was vanaf dat moment dan ook vrijwel uitgesloten. Na bijna 2
eeuwen kon de Staphorster Stouwe het werk eindelijk aan. Ook
in bestuurlijke stonden de ontwikkelingen niet stil. In 1962
ontstond het Waterschap Benoorden de Dedemsvaart. Ook het
Waterschap Het Westerhuizinger-veld en enkele andere gebieden
werden daarin opgenomen. Per 1 januari 1997 ging deze organisatie
deel uitmaken van het Waterschap Groot Salland.