Hij deelde in de glorie van de stadhouder Willem III en zijn vrouw Maria Stuart, toen die in 1688 aan het hoofd van een gigantisch invasieleger als koning en koningin van Engeland werden binnengehaald. Thomas Ernst Danckelman maakte deze overtocht mee als afgezant van de keurvorst van Brandenburg. Danckelman was als adviseur of geheimraad in dienst van de keurvorst. Hij was getrouwd met de dochter van de griffier van Overijssel, Hendrina Geertruid Roelinck. Hun connecties in Overijssel brachten het echtpaar ertoe rond het jaar 1700 huize het Laer met landerijen onder Ommen aan te kopen en daarop een nieuw vierkant huis te laten bouwen met een eenvoudige geometrische tuin eromheen. Dit was het begin van het huidige Laer aan de Vecht tegenover de stad.
Spijker
Het oorspronkelijke Laer was niet meer dan een veredelde boerderij, met een speciale herenkamer voor de eigenaar. Een dergelijke spijker diende vanouds als opslagplaats voor graan van landeigenaren die elders woonachtig waren. Zij gebruikten hun spijker ook als zomer- en jachtverblijf. Dit Oude Laer stond op de plek van de huidige boerderij Laermans, dichtbij de brug over de Regge. Het bescheiden huis had de status van havezate, wat wil zeggen dat de adellijke eigenaar op basis van dit bezit het recht had om namens de Ridderschap van Overijssel als vertegenwoordiger van het platteland deel te nemen aan het provinciaal bestuur. Zo werd Helmich van Doornick in 1622 vanwege het Laer toegelaten tot de Ridderschap. De status van havezate verhuisde na de nieuwbouw door het echtpaar Danckelman mee naar het nieuwe Laer.
Grand canal
Rond 1742 verkochten de erfgenamen Danckelman hun familiebezit aan Johan Lodewijk van Rechteren, zoon van de machtige heer van Almelo. Met zijn vrouw Johanna van Haersolte vestigde hij zich op het Laer en begon aan een succesvolle politieke carrière. Zij hielden er een aanzienlijke huishouding op na, met een hovenier, knecht, kok, koetsier en drie meiden. Het echtpaar liet de havezate in classicistische stijl verbouwen en een imposant park aanleggen met een lange oprijlaan aan de voorzijde en een grand canal in het verlengde daarvan aan de achterkant. Deze Franse tuinaanleg is nog altijd op het Laer aanwezig. Het huidige neoclassicistische huis is het resultaat van een ingrijpende verbouwing en uitbreiding in 1850 door de toenmalige eigenaar Albertus Sandberg, lid van de Provinciale Staten van Overijssel. In 1932 verkocht de toenmalige eigenaar Philip Dirk van Pallandt van Eerde het huis met park aan de gemeente Ommen, waardoor het cultuurhistorisch monument behouden bleef voor het nageslacht. Het bosrijke terrein bevat een bijzonder halfrond tuinprieel, een ijskelder, een oranjerie en duiventoren. Het huis dient als trouwlocatie voor menig Ommenaar.
Andere havezaten
Ommen telde in het verleden vijf havezaten. Naast het Laer in Zeesse waren dat de Arendshorst in Varsen, het Oosterveen in Junne, en Beerze en Eerde in de gelijknamige buurschappen. De buitenplaatsen Vilsteren en Archem hadden geen status als havezate. Eerde was de machtigste havezate in Ommen. De eigenaren bezaten alle gronden in de Eerder marke. Niet alleen op provinciaal niveau, maar ook lokaal hadden de bezitters van de havezaten aardig wat in de melk te brokkelen. De meeste havezaten beschikten over het erfrichterschap oftewel voorzitterschap van de marke, waarmee men veel invloed op de gang van zaken rondom ontginningen en dergelijke kon uitoefenen. De havezaten Arendshorst, Eerde en Beerze hadden samen met het stadsbestuur het benoemingsrecht van de predikant in Ommen. Door koop en vererving kwam dit recht later volledig in handen van de eigenaar van Eerde. In de Bataafs-Franse Tijd verloren de havezaten hun staatsrechtelijke betekenis. Politiek-bestuurlijke benoemingen op basis van stand en bezittingen maakten plaats voor verkiezingen. Veel havezaten werden nadien gesloopt. In Ommen bleef het Laer en Eerde dat lot bespaard. Ze geven nog altijd een indruk van het leven en de invloed van de adel op het platteland in voorbije eeuwen.