Havezate Oosterveen

Een voornaam landhuis

Tijd van regenten en vorsten

Het contrast is groot. In 1631 besloten vijf heren de ontoegankelijke woestenij van "het achterste veen" af te graven en nog geen 10 jaar later bouwde Sweder van Haersolte op de nieuwe ontginning een voornaam landhuis voor zijn zoon Rutger. Hij deed dit met instemming van de families Ripperda en Roelinck, medeoprichters van de Leusener Compagnie, die ook mede-eigenaar van het huis werden. Ridderschap en Steden van Overijssel gaven verlof om het recht van havezate van het huis Dieze in Dalfsen over te brengen naar het goed Oosterveen.

Jeneverkruik

De familie Van Haersolte behoorde tot de ridderschap van Overijssel en speelde een vooraanstaande rol in de politiek. Sweder was drost van Salland, het grootste en invloedrijkste kwartier van Overijssel, en onderhield goede betrekkingen met de stadhouders. Ook Rutger had politieke ambities en daarvoor was een havezate nodig, want zonder havezate had je als edelman op het platteland geen toegang tot publieke ambten. Zo werd Rutger rentmeester van Salland en uit naam van Oranje drost van de graafschap Lingen. Maar hij wilde meer en werd in 1654 gekozen tot drost van Twente. Zijn politieke tegenstanders vonden dat de familie al rijkelijk genoeg was bedeeld. Ze beschuldigden hem ervan dat hij met behulp van geldbeurs en jeneverkruik was gekozen. Er ontstond een scheuring van de partijen in de Overijsselse Staten. Uiteindelijk maakten Johan de Witt en Cornelis de Graeff in 1657 de benoeming ongedaan. Zo vormde het Oosterveen een belangrijke schakel in een politieke twist die tot op landelijk niveau werd uitgevochten.

Huwelijkscadeau

Rutger werd in 1660 nog drost van Salland en bleef dat tot aan zijn dood in 1674. Maar de nauwe relatie met de nieuwe stadhouder werd door de Bentincks overgenomen en daarmee was de politieke neergang van de machtige familie Van Haersolte ingezet. Rutger had zijn handen vol aan de politiek en of hij veel op het Oosterveen heeft gewoond, is de vraag. Hij was gehuwd met Elisabeth Margaretha van Pallandt. Omdat het huwelijk zonder kinderen bleef, schonken ze het Oosterveen in 1663 als huwelijkscadeau aan hun neef Elbert Anthony van Pallandt en hun nichtje Johanna van Haersolte. Elbert Anthony liet zich daarna heer van Oosterveen, Eerde en Egede noemen. Ook zij stierven zonder nazaten en in 1759 liet August Leopold van Pallandt het recht van havezate van het Oosterveen naar het Hoijers of Nijenhuis te Junne verplaatsten. De havezate Oosterveen raakte in verval, de grond werd verkocht en kwam tenslotte in bezit van de familie Van Marle. In 1862 is het huis afgebroken.