Kampen had tot in de 18de eeuw een bestuurscollege van
burgemeesters die elkaar als schepenen en raden bij toerbeurt
afwisselden. Naast dit college van burgemeesters, de
magistraat genoemd, was er de gezworen gemeente. Dit was
een vertegenwoordiging van de gilden en gezeten burgerij. Samen met
de magistraat vormde zij het stadsbestuur. De politieke macht
berustte in feite in handen van een beperkt aantal families. Een
typisch voorbeeld van het stedelijk regentendom was de jurist
Abraham Vestrinck (1717-1793). Al vijf generaties lang was zijn
familie betrokken bij de lokale politiek. Gedurende de jaren 1751
tot zijn dood in 1793 was Abraham Vestrinck burgemeester van
Kampen. Vanuit deze machtspositie vervulde Vestrinck allerlei
betaalde nevenbanen, zoals broodweger, provisor van de Bovenkerk en
dijkgraaf. In 1790 waren er 145 (vaak loze) stadsambten verdeeld
onder 50 personen: 71 onder de burgemeesters en 74 onder de 36
leden van de gezworen gemeente. De stadsinkomsten bedroeg dat jaar
ongeveer f 45.000,- waarvan 10 à 12% voor deze baantjes werd
uitgetrokken. Als magistraat van een stemhebbende stad in de Staten
van Overijssel werd Vestrinck ook vele jaren afgevaardigd naar de
Staten-Generaal, Raad van State en Admiraliteit van Rotterdam, stuk
voor stuk lucratieve banen.
De gezworen gemeente had weliswaar een zekere controle op de
benoeming van schepenen en raden. Maar daar kwam in 1759 een
verandering in door het Reglement van Tutele. Het reglement hield
in dat, als de moeder van de minderjarige stadhouder Willem V vóór
diens meerderjarigheid stierf, wat inderdaad gebeurde, alle
benoemingen van schepenen en raden zouden worden bevroren tot diens
meerderjarigheid. Ieder lid van de magistraat bleef dus op het
kussen zitten. Hoewel de gezworen gemeente zich hier met hand en
tand tegen verzette, ging de magistraat onder leiding van onder
anderen Abraham Vestrinck daarmee akkoord.
Orangisten en patriotten
Abraham Vestrinck leefde in een periode die ook wel de pruikentijd wordt genoemd, zoals ook te zien is op het portret van Vestrinck, waarop Johann Valentin Tischbein hem met pruik schilderde. Het was de tijd waarin de regenten Frans spraken en de Oranjes absolutistische trekken kregen, wat zich uitte in het benoemen van alle magistraten in stemhebbende steden en van de Ridderschap in Provinciale Staten en colleges zoals Staten-Generaal, Raad van State en Admiraliteiten. Het land werd verdeeld in een partijstrijd tussen orangisten en patriotten. De orangisten bestonden uit regenten die baantjes van de stadhouders kregen toegeschoven en het lagere volk, dat werd opgezweept tot Oranjekoorts door orthodoxe predikanten. De patriotten waren in principe anti-stadhouder, vooral omdat zij het bestuur volgens oude stads- en landrechten wilden kiezen. Bovendien vonden zij Willem V een slecht bestuurder, die de Republiek de oorlog inleidde. In Overijssel dacht men ‒ vooral in de steden ‒ patriottisch. Abraham Vestrinck was een patriot. Drie van de vier predikanten in Kampen waren ook patriottisch; hun benoeming lag in handen van de Kamper magistraat. De predikant J.M. van Upwich hield zijn gemeente voor dat, toen het Israël een koning begeerde, dit "zeer kwaadt in de ogen des Heren was", wat een verdekte verwijzing was naar de stadhouder. Van enige Oranjekoorts onder de onderste lagen van de toenmalige maatschappij was dan ook geen sprake.
Vrijcorps
In 1784 stuurde de stadhouder een schrijven rond waarin een
hernieuwing van het genoemde Regeringsreglement werd verordonneerd.
Hij kondigde aan dat alle benoemingen in stad en Staten, vroeger al
gedaan door zijn voorgangers, weer door hem persoonlijk zouden
worden verricht, zodat ingeslopen misbruiken konden worden
opgespoord en afgeschaft. Via een schrijven van secretaris Abraham
Uitenhage de Mist, een neef van Vestrinck, probeerde Kampen zich
aan de greep van de stadhouder te ontworstelen. Hij schreef dat
noch de stadhouder, noch de regenten de macht hadden, maar de
gezworen gemeente die door de burgerij werd gekozen.
In dezelfde tijd ijverde de Overijsselse patriot Joan Derk van der
Capellen tot den Pol met succes voor de oprichting van een
vrijcorps (patriottisch legertje) in Kampen. Vestrinck stelde zich
aan het hoofd van dit burgerregiment en werd als kolonel belast met
de verdediging van de stad. Maar 3 jaar later moesten de Kamper
patriotten het toneel verlaten, toen Willem V de hulp van zijn
machtige Pruisische zwager inriep, die het land met een leger
binnenviel. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk en Kampen
herstelde haastig het Regeringsreglement. Met het vrije woord van
de predikanten was het eveneens gedaan toen de Staten van
Overijssel de predikanten gebood om "zig zorgvuldig te onthouden
van eenige materiën van Staat, Police of Regeeringe […] op den
Predikstoel aan te roeren". Abraham Vestrink wist alle woelingen te
overleven en zich in al zijn functies te handhaven tot zijn dood in
1793. Hij stierf als een zeer rijk man.