Heidegronden waren tot het midden van de 19de eeuw eigendom van de plaatselijke marke. Na de markeverdelingen werden deze gronden eigendom van de plaatselijke boerenbevolking, die ze gebruikte voor het houden van schapen en het steken van plaggen. Door de introductie van de kunstmest daalde de waarde van deze grond in sneltreinvaart. In Oost-Nederland kochten veel textielfabrikanten deze gronden aan, zoals de Almelose textielfabrikant A.A.W. van Wulfften Palthe. Hij was op de openbare veiling in Raalte in 1898 de enige koper van enkele uitgestrekte percelen heide rondom de 35 meter hoge Sprengenberg in Haarle.
Huize de Sprengenberg
Spoedig na de koop van de percelen heidegrond bouwde Van
Wulfften Palthe een achthoekige koepel op de Sprengenberg. In de
weekenden werden er bescheiden jachtpartijen georganiseerd en in
vakantietijd was het een trefpunt voor de familie en anderen. Van
oorsprong behoorde de familie Van Wulfften Palthe tot de gegoede
burgerij van Oldenzaal, waar zij ook uitgestrekte grondgebieden
bezat.
Vijf jaar na de bouw van de koepel, in 1903, besloot Van Wulfften
Palthe een groter huis te bouwen. Architect Karel Müller, die naast
verschillende openbare gebouwen ook vele fabrikantenvilla's op zijn
naam schreef, maakte het ontwerp voor een hoge toren met twee
zijgebouwen. Boven in de toren werd een sterke kijker geplaatst.
Van Wulfften Palthe was namelijk bijzonder geïnteresseerd in de
astronomie. Het uitzicht vanuit de toren is fabuleus. Bij helder
weer valt het hele gebied tussen Zutphen en Zwolle te
overzien.
Enkele jaren na de bouw van de toren volgde een verdere
uitbreiding, waarna de familie haar woonhuis in Almelo verkocht en
zich definitief in Haarle vestigde. De familie Van Wulfften Palthe
behoorde zo tot de vele textielfabrikanten uit Twente die
tientallen meer en minder grote villa's lieten bouwen. De
Sprengenberg is hiervan het meest westelijk gelegen
voorbeeld.
Voor het dorp Haarle was de komst van de familie van grote
betekenis. Vele Haarlenaren werkten in de bossen, of in het
huis.
Bosbouw
Gelijktijdig met de bouw van de Sprengenberg werd de ontginning
van de heidegronden ter hand genomen. De Nederlandse Heidemij
maakte de grond geschikt voor de aanplant van dennen. Deze werden
na verloop van tijd gekapt en ten behoeve van de mijnbouw naar
Limburg geëxporteerd. Het totale landgoed omvatte na verloop van
jaren ruim 900 ha.
Vanaf de jaren zestig van de 20ste eeuw, na het overlijden van de
laatste vaste bewoner van het huis, viel de bosbouw onder een
beheermaatschappij. Het grootste deel van het landgoed werd in 1984
verkocht aan Natuurmonumenten. Huize De Sprengenberg, de
boswachterswoning en 25 ha tuin en bosgrond werden eigendom van de
aan de familie gelieerde Stichting Huis Bergh. Sindsdien wordt de
Sprengenberg beheerd door een familievereniging. De nazaten van de
stichter gebruiken het huis voor privédoeleinden.