Aardappels op het menu

Het boerenbestaan

Tijd van pruiken en revoluties

Middeleeuwen

In de Middeleeuwen leefden de mensen in en rondom Dalfsen van de landbouw. Ze huurden een akker van hun landheer (de baas van het gebied). In ruil daarvoor moesten ze een deel van de oogst afstaan. Ook als de oogst slecht was kreeg de heer zijn deel. De boer en zijn gezin leden dan honger.

Aardappels

De boeren verbouwden rogge, haver, gerst en boekweit. Hun koeien graasden langs de Vecht. De schapen scharrelden hun eigen voedsel op de woeste heidegronden bij elkaar. In de 18de eeuw gingen de boeren een nieuw gewas verbouwen: de aardappel. Eerst werd de aardappel alleen als veevoer gebruikt. Maar al snel aten arme mensen dagelijks aardappels.

Rampen

De bevolking in Dalfsen groeide. Om al die mensen te laten eten, moest er meer landbouwgrond en meer vee komen. De 18de eeuw begon rampzalig voor de boeren: in 1714, 1739 en 1740 brak de veepest uit, waardoor een groot deel van de koeien overleed. 100 jaar later vond er weer een grote ramp plaats: in 1845 mislukte de hele aardappeloogst, waardoor de mensen bijna niks te eten hadden.

Veranderingen

In de 19de eeuw veranderde er veel voor de boeren in Dalfsen. Nieuwe machines en kunstmest zorgden ervoor dat er meer voedsel verbouwd kon worden. De boeren in Amerika wisten op deze manier veel graan te verbouwen. Dat verkochten ze aan Europa. Het Amerikaanse graan was goedkoper dan het graan van de Nederlandse boeren. Daardoor wilde niemand het Nederlandse graan meer kopen.

Samenwerken

De boeren in Dalfsen zochten naar een oplossing. Ze besloten samen te gaan werken. Samen stonden ze sterker en konden ze hogere prijzen voor hun graan vragen. Ook richtten de boeren een vereniging op voor boeren in nood. In 1917 werd de Zuivelfabriek geopend. In de fabriek werd boter gemaakt. Nu hoefden de boeren dat niet langer zelf te doen. Zo hadden ze meer tijd voor ander werk op de boerderij.