De Schipbeek

Varen met een zomp

Tijd van pruiken en revoluties

Gevaarlijk

In de Middeleeuwen was reizen niet zo makkelijk als nu. De meeste (zand)wegen waren blubberig en moeilijk begaanbaar. Reizen duurde lang en het was lang niet altijd veilig onderweg. Soms werden reizigers overvallen door struikrovers. Daarom gebruikten de inwoners van Bathmen de Schipbeek voor het vervoer van mensen en spullen, zoals landbouwproducten, hout, zand, tabak, huiden en vis.

Nat

Helaas was de Schipbeek maar een deel van het jaar te bevaren. Zomers stond het water te laag. In de lente en in de winter waren er vaak overstromingen. In de lente van 1744 brak de Snippelingsdijk tijdens een overstroming door. Hendrik Lindeman uit Deventer bedacht daarop een plan om de beek beter bevaarbaar te maken.

Speciale boten

Op de Schipbeek voeren zompen. Deze schepen waren speciaal ontwikkeld voor ondiep vaarwater. Ze waren ongeveer 12 meter lang en 2,5 meter breed. Als het waaide, konden de schepen zeilen. Als het windstil was, werden de schepen vooruit getrokken door de schippersknecht. Hij zat met een lang touw aan de zomp vast en liep over een speciaal pad langs het water.

Overnachten

De zompen hadden maar een hele kleine ruimte waar de schipper en zijn knecht konden slapen. Daarom kozen veel schippers ervoor om in een schipperscafé te overnachten. Zoals in Huize Beekhof (vroeger de Schute), de Pothaar, de Bonte Os, en de Scheperboer in Loo. De Pothaar is nu een museum. Je kunt er een zomp bekijken.

Trein

In 1888 kreeg Bathmen een station. Sindsdien werden er steeds minder goederen via het de Schipbeek vervoerd. De beek verloor haar functie als vaarweg. Nu zorgde de beek alleen nog voor veel wateroverlast, zeker voor de boeren. Tussen 1932-1933 werd daarom een stuw bij de Wippert gebouwd. Hierdoor kwam er een einde aan de overstromingen.