Turftol

Overijssels grootste uitvoerhaven

Tijd van ontdekkers en hervormers

In 1561 gaf Philips II van Spanje als heer van Overijssel toestemming aan de tolgaarder in Blokzijl om zijn koninklijke wapen boven de deur van het tolhuis te hangen, om met dit machtsvertoon de tegenstand van schippers bij de inning van tolgeld te breken. Een vermoedelijk restant van dit wapen werd enkele jaren geleden door de amateur-archeoloog René Teiwes gevonden.

Turftol

Al sinds 1518 werd aan de zijl(en) tol geheven van schepen die turf uitvoerden. De inkomsten kwamen ten goede aan de bisschoppen van Utrecht. Hun opvolgers, de Habsburgese vorsten Karel V en Philips II, handhaafden deze uitvoerheffing. De tol stuitte bij de schippers op veel verzet. Maar er was de landsheren en later ook de Staten van Overijssel veel aan gelegen om de uitvoer onder controle te houden, teneinde de brandstofvoorziening in eigen land veilig te stellen. Met kracht moest worden voorkomen dat alles naar Friesland en met name Holland verdween en de eigen inwoners letterlijk in de kou bleven zitten.

De Graaf van Aremberg

Jean de Ligne (1525-1568), beter bekend als de graaf van Aremberg, was in 1548 door Karel V benoemd tot zijn stadhouder (plaatsvervanger) in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel. Hij was een fervent tegenstander van de opstandelingen tegen het Habsburgse gezag. Zij maakten als piraten het vervoer over de Zuiderzee onveilig. Dit hinderde de turfhandel en bracht de energie- en brandstofvoorziening in gevaar. De Ligne had uitgebreide bezittingen in de Noordelijke Nederlanden en ook grote belangen in de turfwinning en -handel. Naast veilig en doeltreffend vervoer waren die ook gebaat bij een goede afwatering. Hij bekostigde daarom uit eigen buidel het graven van een nieuwe binnenlandse vaarweg: de Arembergergracht, en liet als onderdeel daarvan ook de toegangsvaart naar de sluis in Blokzijl verbeteren. De Arembergergracht liep van Zwartsluis door het binnenland van Overijssel naar Friesland. De verbeterde bereikbaarheid van Blokzijl leidde er tot grote bloei van de turfhandel.

Bedrijvigheid dankzij turf en water

Aanvoer en uitvoer van turf vormden de basis voor een kortstondige welvarende periode van Blokzijl. Toevluchtsoord en uitvalbasis, vervoer van goederen en troepen, dat alles maakte Blokzijl in de Tachtigjarige Oorlog belangrijk. Los van dit positieve effect van het militair-strategische belang van de plaats werden allerlei handelsactiviteiten ondernomen en vormen van ambachtelijke productie opgezet. Scheepsbouw, bierbrouwerij, schelpenbranderij, traankokerij, zoutziederij, mattenschipperij, beurtvaart en houtzagerij: bedrijvigheid die dankzij de overvloedige aanwezigheid van goedkope brandstof en gunstige ligging aan het water kon floreren. Toen de turfaanvoer uit het achterland verminderde en de haven verzandde, verloor Blokzijl zijn positie als Overijssels belangrijkste haven aan Zwartsluis (vanaf ca. 1670) en begon de neergang.