Bloementoerisme

De Haarlemse journalist Wim Helversteijn en VVV-directeur Van Willige hadden in 1955 een gouden idee. Op hun initiatief werd het Haarlemse Bloemencorso dat jaar opgeluisterd door een team in fleurige mantelpakjes gestoken meisjes, die de bezoekers op de Grote Markt een narcis opspeldden. Wegens groot succes keerden de 'Haarlemse Bloemenmeisjes' het jaar daarop terug en werden een begrip. Zij deelden bloemen uit bij evenementen en gingen als ambassadrices de stad vertegenwoordigen in binnen- en buitenland. De eerste lichtingen bloemenmeisjes waren dochters van Haarlemse middenstanders. Tegenwoordig melden zich kandidaten uit heel Kennemerland en is de toeristische promotie van de wijde regio een deel van hun taak.

'Haarlem Bloemenstad' dankt zijn reputatie aan de bollenteelt waarvan de stad tot begin twintigste eeuw het middelpunt was, al is de bollenteelt steeds verder van de stad weggetrokken. De bollenvelden werden door het netwerk van stoomtramlijnen dat na 1880 werd aangelegd een goed bereikbare toeristische attractie. De faam van Haarlem als centrum van bollencultuur werd gevestigd door vooraanstaande Haarlemse kwekersfamilies als Krelage, Bijvoet en Van Tubergen en Roozen in Overveen. In de loop van de negentiende eeuw zorgden zij voor de professionalisering en modernisering van de tot dan toe nog tamelijk kleinschalige bollenteelt. Naast tulpen, narcissen en hyacinten werden ook lelies een Haarlemse specialiteit.

Eén van de actiefste kwekers en propagandisten was Jacob Krelage van kwekerij Bloemhof aan de Korte Houtweg. In 1885 bracht hij van een reis naar Noord-Frankrijk een treinlading bollen mee van een in Nederland nog niet bekende, langstelige en intens gekleurde tulp, die de naam Darwintulp kreeg. Jacob en zijn zoon en opvolger Ernst H. Krelage gingen experimenteren met een systematisch kruisings- en veredelingsprogramma. Zij kregen daarbij advies van de beroemde plantenfysioloog en geneticus Hugo de Vries, zelf Haarlemmer van geboorte. Met hun kruisingsprogramma's boekten de Krelages spectaculaire resultaten. Er ontstond een reeks nieuwe tulpenrassen: leliebloemige tulpen, gele en witte Darwintulpen, Mendel- en Triumphtulpen en de Gigantea's met de 'Apeldoorn' als onbetwiste topper.

Jacob Krelage maakte zich nog op een andere manier verdienstelijk. Hij was in 1860 een van de oprichters van de Algemene Vereeniging voor Bloembollencultuur, waarvan hij de eerste voorzitter werd. De Vereniging richtte zich op het organiseren van tentoonstellingen en keuringen en het opzetten van een handelsbeurs. Al in 1861 was de eerste bloemententoonstelling een feit. Het was het begin van een lange traditie van Haarlemse bloemenexposities waaruit ook het Bloemencorso voortkwam. Ook elders in Kennemerland werden al vroeg tentoonstellingen en bloemenoptochten georganiseerd, zoals in Uitgeest in 1906. In Heemstede was park Groenendaal in 1925, 1935 en 1953 het toneel van Flora-tentoonstellingen, de voorlopers van de Floriade.

De Vereniging voor Bloembollencultuur kreeg in 1928 in Haarlem haar eigen bolwerk met het Krelagehuis, gebouwd op het terrein van de voormalige kistenfabriek van Hendrik Figee aan de Leidsevaart. Het gebouw werd het zenuwcentrum van de Hollandse bollenhandel, met tentoonstellingsruimten, moderne telefoons, kantoren en een beursvloer. Het Krelagehuis werd in 1972 door brand verwoest. De zetel van de Koninklijke Vereniging voor Bloembollencultuur was toen al naar Hillegom verplaatst, net als de bloembollenbeurs.

Tegenwoordig is er in de omgeving van Haarlem alleen rond Vogelenzang en De Zilk en in het Westelijk Tuinbouwgebied nog iets van de vroegere bollenweelde te zien. De teeltgebieden maakten plaats voor woningbouw en andere functies en schoven steeds verder op naar het zuiden. In 1949 opende in Lisse de Keukenhof als nieuwe toeristentrekpleister de deuren. Wegens toenemend ruimtegebrek trokken kwekerszoons uit Lisse en Hillegom op hun beurt naar het noorden. Al eind negentiende eeuw streken de eerste bollenboeren neer in de omgeving van Uitgeest en Egmond. De teelt breidde zich naderhand uit naar de Zijpe en de Kop van Noord-Holland. 'Haarlem Bloemenstad' lokt in de lente nog altijd toeristen met tienduizenden bloeiende bollen en planten. Al het nu in de parken, aan de singels en langs de toegangswegen.