De muts
Vrouwen droegen in de negentiende eeuw elke dag een witte muts. Meisjes tot tien jaar hadden een wollen muts. Die zat strak om hun hoofd. Daarna droegen ze tot hun huwelijk een zwarte muts. Die was versierd met veren en strikken en twee afhangende linten. Molkenboer zag dat de Veghelse mutsen met zwarte glazen belletjes werden versierd. Ze rinkelden als de meisjes rondliepen.
De poffer
De poffer was een pronkmuts van kant en linten. Die werd op de muts gezet. Je kon er mee laten zien hoe rijk je was. Hoe groter de poffer, hoe rijker de boerin. De poffer werd alleen gedragen op zondag en tijdens feestjes.
Rijke dorpen met grote poffers
De poffers in Erp, Veghel, Schijndel en Sint-Oedenrode leken erg veel op elkaar. Toch was er een klein verschil. In Sint-Oedenrode en Veghel woonden veel rijke families. De vrouwen in deze dorpen betaalden veel geld voor een grote poffer. De poffers stonden bekend om hun rijke versiering.
Sobere kleding
De meeste kleding was zwart van kleur. Ook waren de rokken lang en de kragen hoog. Want het was niet de bedoeling dat je als vrouw opviel.
Gouden sieraden
Het enige dat mocht opvallen, waren sieraden. Vaak van goud, maar ook van rood, zwart of wit koraal. De grote oorbellen hadden de vorm van een waaier. Daarom heetten ze 'waaierbellen'. Tijdens de katholieke processie (=kerkelijke optocht) in het Duitse Kevelaer droegen de Veghelse vrouwen zo veel gouden sieraden, dat het de naam 'Gouden Processie' kreeg.
Ongelijkheid
Vrouwen hadden mooie poffers en sieraden, maar toch telden ze niet echt mee. Vrouwen gingen zelfs naar een andere kerkmis dan mannen. En als ze samen in de kerk zaten, waren mannen en vrouwen gescheiden. Links in de kerk aan de zijde van het beeld van de heilige Maria zaten de vrouwen. De mannen rechts aan de zijde van het beeld van de heilige Jozef. De mannen waren thuis de baas. Vrouwen moesten voor het huishouden en de kinderen zorgen.