Is het ooit opgevoerd, misschien zelfs in Grave? Het Republikeinsch treurspel getiteld: De verwoesting van de Stad Grave: of de verschrikkelyke uitwerkzels der dwinglandy uit 1795 doet verslag van het beleg van 1794 door de ogen van Gerrit Paape. Het toneelstuk is ook een pamflet, het is propaganda voor de nieuwe orde.
Paape is een volbloed republikein die niets moet hebben van de stadhouderlijke familie, vandaar de 'dwingelandy' in de titel. Dat de Fransen Grave hebben veroverd, ziet hij als een bevrijding. De verwoestingen door het beleg - want Grave ligt inderdaad grotendeels in puin - schrijft hij toe aan de koppige 74-jarige vestingcommandant, generaal-majoor Andreas de Bons. Die had de belegering door het Franse leger onder Pichegru twee maanden lang weerstaan.
Rond dezelfde tijd als het vierstuiverstuk van Paape verschijnt een Verhaal van het merkwaardigst-voorgevallene binnen de stad Graave waarin dezelfde felle toon wordt aangeslagen. De uitgevers zijn J.C. Leeuwestyn en J.A. Krieger. Jan Alexander Krieger is een geboren Gravenaar, een voormalige zilversmid die in 1791 een drukkerij is begonnen. Waarschijnlijk was hij zelf de auteur van het verhaal. In de jaren tachtig staat hij aan het hoofd van de Graafse patriotten, aanhangers van het streven naar een democratische Republiek zonder de Oranjes. Als in 1787 een Pruisisch leger in Nederland orde op zaken komt stellen, onderdrukt hij zijn sympathieën in afwachting van betere tijden. Die breken aan in 1794. De Fransen brengen hun revolutie mee en zo komt ook Grave in de ban van de leuzen: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Maar de vrijheid heeft een hoge prijs. De bevolking is uitgehongerd, er is nauwelijks een huis dat niet heeft geleden door de bombardementen met zware bommen en granaten. In de Maasstraat bijvoorbeeld, ter hoogte van het imposante huis dat bekend staat als het notarishuis, is alles afgebrand. De Elisabethkerk is weer eens zwaar getroffen, het gouvernement in de Oliestraat is verwoest. Bovendien is de vrijheid maar tijdelijk, in feite zijn de Fransen de baas en dat wordt al snel zichtbaar. De trotse Bataafse Republiek moet plaats maken voor het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon en die moet op zijn beurt wijken voor keizer Napoleon zelf. In 1814 liggen de Fransen nog in Grave, maar in mei van dat jaar worden ze voorgoed verdreven. Krieger heeft inmiddels carrière gemaakt, onder meer als lid van de Nationale Vergadering in 's-Gravenhage en als ambtman van Grave. Hij eindigt als dijkgraaf.
De Sociëteit
Het zijn de gegoede burgers die het patriottisme dragen en zich overal in Staats-Brabant verenigen in sociëteiten. Zij staan burgerlijke en verlichte deugden voor: Humanité (medemenselijkheid), Justice (rechtvaardigheid) en Raison (redelijkheid). In 1788 wordt door Krieger en anderen in Grave de sociëteit 'Tot Nut en Vermaak' opgericht. Die tooit zich met Oranjesymbolen maar is in werkelijkheid sterk antiprins. In 1795 gaat de sociëteit daarom: 'Wij smaken de vrijheid en wachten de blijheid' heten. Daarna wordt het 'de Vaderlandsche Sociëteit'. Maar al snel wordt het weer gewoon 'Tot Nut en Vermaak' en verliest het gezelschap zijn politieke aspiraties. De Sociëteit bestaat nog steeds.