In Gassel, Escharen en Velp vinden we de sporen van de eerste agrarische nederzettingen. Ze ontstaan in de nieuwe steentijd (4.500-1.850 voor Chr.) als mensen vee gaan houden en gewassen gaan telen. Met jagen, vissen en verzamelen, hun oudste activiteiten, gaan ze dan gewoon door.
De jagers en verzamelaars uit de middensteentijd (9.000-4.500 voor Chr.) trekken rond. Van hen vinden we in ons gebied alleen grote vuursteenwerkplaatsen, in Gassel en Escharen. Het zijn niet de oudste bewijzen van menselijke aanwezigheid in onze regio. Die komen uit de Kraayenbergse plassen en de Langenboomse Kuilen waar tot op een diepte van 27 meter grind is gebaggerd. Daar vinden we naast kiezen en botten van een mammoet, wervels van walvissen en een hoorn van een oeros ook stenen gereedschap, zoals stenen bijlen en spitsen. Waarschijnlijk zijn ze enkele miljoenen jaren oud.
Van de eerste nederzettingen uit de nieuwe steentijd vinden we in Escharen, Velp en Gassel dan wel geen gebouwen maar wel een groot aantal afvalkuilen met aardewerk, vuursteen en maalstenen voor het fijnmalen van de korenaren. De rijkste vondst is een graf vol sieraden en een zogenaamde klokbeker in Gassel.
De bronstijd begint wanneer de eerste bronzen voorwerpen verschijnen, rond 1850 voor Chr. Brons is een legering van koper en tin, sterker dan koper en gemakkelijker te gieten. Bronzen voorwerpen worden aanvankelijk geïmporteerd uit Engeland, ze zijn dan ook erg duur. We vinden bronzen sieraden voor vrouwen van aanzien en bronzen wapens voor mannen met macht. Stenen gereedschappen blijven echter nog lang in gebruik. De bronzen voorwerpen gevonden in Gassel en Escharen bestaan voornamelijk uit bijlen, maar er zijn ook depotvondsten gedaan: een zwaard, een lanspunt, een dolk en een armband. Uniek voor Nederland is een koperen dubbelbijl uit de vroege bronstijd, gevonden in Escharen.
Rond 750 voor Chr. doen ijzeren wapens en gereedschappen hun intrede. Nederland heeft in die tijd genoeg ijzeroer waar ijzer van gemaakt kan worden. De leefwijze van de mensen verandert nauwelijks. Men houdt vooral varkens, schapen en geiten. De belangrijkste akkerproducten zijn gerst en gierst. Andere producten zijn: spelt, emmertarwe, bonen, linzen en raapzaad. Net als in de bronstijd worden overledenen bijgezet in een urnenveld. Uit deze periode stammen ook de eerste gouden munten en glazen sieraden. Er zijn opvallend weinig ijzeren voorwerpen gevonden omdat ijzer snel wegroest. Uit de ijzertijd vinden we veel sporen van boerderijen, enkele urnen uit begraafplaatsen en veel glazen sieraden.
Stroomruggen
In het stroomgebied van de vlechtende Maas vinden we (oude) rivierlopen (groen) waarvan de laagste en natste delen met veen waren dichtgegroeid (donkergroen), hogere dekzanden (bruin) en stroomruggen (lichtbruin). Als de Maas buiten haar oevers treedt, zet ze eerst zand af langs de geul. Zo ontstaan de oeverwallen. Lichtere kleideeltjes komen verder van de geul terecht in de lagere komgronden (donkergroen). Waar de Maas zich terugtrekt, verlanden de oude rivierlopen. Daar ontstaan de stroomruggen: hogere zandige oeverwallen met een dicht geslibde bedding ertussen. In dit landschap met moerasbossen en riet- en graslanden vormen de stroomruggen (lichtbruin) en dekzanden (bruin) een veilige, droge plek om te wonen.