Eeuwenlang drukken in Grave gelegerde militairen hun stempel op de stad. Zij vormen een stimulans voor de plaatselijke economie, maar zorgen vaak ook voor overlast. Het vertrek van het garnizoen in 1898 wordt echter ervaren als een zware slag. Als het in 1938 terugkeert, is de vreugde dan ook groot, ondanks de oorlogsdreiging die met die terugkeer samenhangt.
Op 29 maart 1938 is het feest in Grave. Door de legering van eenheden van het vijftiende regiment infanterie wordt het militaire karakter van de stad in ere hersteld. Hoogtepunten zijn de intocht van de troepen en de officiële ontvangst op de Markt. In afwachting van de voltooiing van de Generaal De Bonskazerne (genoemd naar de vestingcommandant die in 1794 Grave aan de Fransen verliest) nemen de militairen voorlopig hun intrek in enkele gebouwen in het centrum. De nieuwe kazerne komt op Velpse bodem; de gemeente Grave heeft er zelf geen ruimte voor.
Onder de Republiek (1602-1794) heeft de bevolking van Grave veel te lijden van inkwartiering. Dit systeem verplicht de inwoners om militairen in huis te nemen en hen van logies te voorzien. De bijbehorende betalingen laten echter vaak op zich wachten. In tijden van oorlog knelt de inkwartiering extra zwaar. Door de uitbreiding van het garnizoen zijn er dan veel meer soldaten dan burgers in de stad, soms wel dubbel zo veel. Burgers klagen dat de soldaten in hun bedden slapen en zijzelf zijn aangewezen op een strozak. De ingebruikname in 1743 van twee kazernes achter de kerk, het Noorder- en het Zuiderblok, geeft wel verlichting, maar lost het probleem niet op.
Overlast is er ook door het gedrag van de manschappen. Zij gaan zich nogal eens te buiten aan dronkenschap, vechtpartijen en vernielingen. Bovendien blijven hun vrouwen en kinderen vaak in de vesting achter wanneer zijzelf in het voorjaar op veldtocht gaan. Bij gebrek aan inkomsten komen deze gezinnen dan ten laste van het gasthuis.
De aanwezigheid van militairen heeft echter ook positieve kanten. Sommige inwoners verdienen een goede boterham aan de levering van voedsel en drank, anderen aan de vervaardiging en het herstel van kleding, wapens, uitrustingstukken en tuigage. Door zich te laten inhuren voor allerlei hand- en spandiensten verdient menig burger een centje bij. Het garnizoen brengt ook veel levendigheid. Festiviteiten worden opgeluisterd met parades en militaire muziek.
In april 1997 verliest Grave voor de tweede keer zijn garnizoen. Dat gebeurt met het vertrek van 160 Zware Transportcompagnie, de laatste militaire gebruikers van de Generaal De Bonskazerne. De gebouwen krijgen een nieuwe bestemming als asielzoekerscentrum.
De RPI
Na het vertrek van het garnizoen in 1898 wordt door het Rijk bij wijze van compensatie in het voormalig arsenaal een Rijks psychiatrische inrichting gevestigd (in de volksmond: de RPI), voor 'rustige vrouwelijke krankzinnigen'. Het kruithuis op het binnenterrein wordt kapel, de Hoofschestraat wordt afgesloten met een nieuwe vleugel. Veel Gravenaren vinden er werk, zowel in de instelling zelf als via gezinsverpleging: zorg in eigen huis. In 1973 verdwijnen de patiënten en wordt het gebouw een gevangenis voor kortgestraften en daarna een jeugdgevangenis. Ook die verdwijnt, in 1996. Sindsdien heeft het complex nog geen definitieve nieuwe bestemming.