De Bilt had rond 1650 ongeveer 500 inwoners. In 1650 slaagde de Biltse schout erin om de Staten van Utrecht te overtuigen dat De Bilt een eigen kerk diende te hebben. Al meer dan 40 gezinnen bleken protestant te zijn. Die kerkten in Blauwkapel of in Zeist. De katholieken kerkten waarschijnlijk in Utrecht in schuilkerken. Die mochten sinds 1580 hun geloof niet meer openlijk belijden. De Staten zegden f. 12.000, - toe voor de bouw van een kerk met predikantshuis. Op 27 april 1652 kon het zaalkerkje in gebruik genomen worden. Het bood plaats aan ongeveer 200 kerkgangers. Zes weken later werd schoolmeester Jan Jansz van Leerhoeff voorlezer en voorzanger. Op 13 oktober 1652 werd Lambertus Sanderus als predikant bevestigd. Het kerkhof bij het Vrouwenklooster mocht vanaf 1655 niet meer gebruikt worden. Men kon nu in of bij de Dorpskerk begraven worden.
Tot de afbraak van het Vrouwenklooster in 1585 zullen de Biltse kinderen in of bij het Vrouwenklooster les hebben gekregen. Onbekend is waar de kinderen tussen 1585 en 1652 onderwezen werden. Maar dat was kennelijk wel het geval want in 1624 betaalde het Vrouwenklooster aan meester Peter Crystiaensz vijftien gulden. In 1644 werd Jan Jansz van Leerhoeff/Leerhaef als leermeester benoemd. In 1652 werd niet alleen de kerk maar ook de kosterswoning met school in gebruik genomen. Het schoolvertrek was 6,5 bij 5,5 meter groot. Het schooltje startte met ongeveer 35 leerlingen. In 1802 waren er ongeveer 130 leerlingen. Het klaslokaal werd toen vergroot en kreeg een lengte van 10 meter. Het onderwijs moest dienstbaar zijn aan de godsdienst. De kinderen moesten immers de Bijbel kunnen lezen. Er werd uiteraard ook kennis bijgebracht en er werden goede zeden en manieren aangeleerd.