Van 26 februari tot en met 10 maart 1917 werd in Utrecht de eerste Nederlandse Jaarbeurs gehouden. De beurs gaf Nederlandse fabrikanten de gelegenheid om hun producten te presenteren aan de tussenhandel. De Eerste Wereldoorlog zorgde ook in het neutrale Nederland voor een ontwrichting van de economie en stagnatie van de in- en export van goederen. Een landelijke jaarbeurs bood de binnenlandse handel en industrie een ontmoetingsplaats en afzetmarkt en zorgde voor de promotie van 'Nederlandsch fabrikaat'. Hiertoe behoorden overigens ook producten uit de toenmalige koloniën.
Het initiatief ging uit van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, de Maatschappij van Nijverheid en de Nederlandse Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen. De Utrechtse wethouder W.A. van Zijst werd de eerste voorzitter van het bestuur van de 'Vereeniging tot het Houden van Jaarbeurzen in Nederland', secretaris-generaal was W. Graadt van Roggen. Dankzij de betrokkenheid van de gemeente Utrecht, de centrale ligging van de stad en de goede bereikbaarheid per openbaar vervoer, werd Utrecht verkozen als locatie. Vanwege het succes van de eerste beurs werd besloten de jaarbeurs permanent te maken.
Aanvankelijk vonden de beurzen plaats in tijdelijke paviljoens in de binnenstad, onder andere op het Vredenburg, de Maliebaan en het Janskerkhof. In 1920 werd het eerste vaste Jaarbeursgebouw op het Vredenburg gebouwd, tien jaar later gevolgd door nog twee vaste gebouwen.
Vanaf 1922 was de Jaarbeurs ook toegankelijk voor buitenlandse bedrijven en werd het aantal beurzen uitgebreid naar twee: de voorjaars- en de najaarsbeurs. In de loop der jaren zou naast algemene beurzen ook steeds vaker speciale vakbeurzen georganiseerd worden. In 1931 kreeg de Jaarbeurs het predikaat 'Koninklijk'.
De stad profiteerde van de toestroom van bezoekers. Tijdens de Jaarbeurs werden talloze attracties georganiseerd. De keerzijde was een toenemende druk van het verkeer op de westkant van de binnenstad.
Na de Tweede Wereldoorlog breidde de Jaarbeurs uit met hallen en gebouwen op een terrein tussen de Croeselaan en het Merwedekanaal, om na 1970 definitief uit de binnenstad naar de Croeselaan te vertrekken.
In 1970 opende daar het Beatrixgebouw, met een congreszaal, restaurant en vergaderlocatie, zijn deuren. De Jaarbeurs werd via een traverse voor de voetganger verbonden met Hoog Catharijne, het station én de binnenstad.
De Jaarbeurs trekt tegenwoordig meer dan een miljoen bezoekers, niet alleen met vakbeurzen, maar ook met congressen en evenementen. Het Beatrixgebouw is deels verbouwd tot musicaltheater. In 2015 is de bouw van een mega-bioscoop in voorbereiding.