De eerste Nederlandse Jaarbeurs werd op zaterdag 24 februari officieel geopend door F.E. Posthuma, de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. De 690 deelnemende handelaren overtroffen alle verwachtingen. Daarom waren naast de gebouwen van de Korenbeurs en de Fruithal op het Vredenburg tijdelijke paviljoens opgericht op het Vredenburg en het Janskerkhof. De zogenaamde monsterkamers waren 16m2 groot. Sommige 'stands' trokken veel aandacht, zoals het tuinhuisje van gemetalliseerd beton van de Vennootschap Betonijzerbouw en de gebroeders Sanders. Betonbouw was betrekkelijk nieuw en het metallisatieproces zorgde voor betonplaten met diverse kleurschakeringen.
Koninklijk bezoek kwam in de personen van Koningin Wilhelmina, Prins Hendrik en Koningin-moeder Emma. Ze kregen in totaal gezelschap van bijna 150.000 andere bezoekers, wat een gemiddeld van 10.000 per dag betekende. Op bepaalde dagen werd de beurs opengesteld voor particulieren. Dankzij gereduceerde treinkaartjes kwamen dagjesmensen uit heel Nederland naar Utrecht. In de stad waren extra feestelijke programma's georganiseerd. Zo traden zowel het cabaretprogramma van Jean Louis Pisuisse als de zanger-dichter Koos Speenhof die twee weken elke avond op in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats.