Bisschop Godebald werd geboren in de tweede helft van de elfde eeuw. In 1093 staat hij genoemd als proost van het kapittel van Sint Jan in Utrecht. In 1114 kozen de Utrechtse kapittels Godebald tot bisschop.
Als bisschop werd Godebald beïnvloed door de zogenaamde Gregoriaanse hervormingsbeweging. Deze hervormers wilden de invloed van leken op de kerk terugbrengen. Eén aspect daarvan was de invloed van de keizer op de keuze en benoeming van een nieuwe bisschop. De hervormers vonden dat alleen de paus het recht had om een bisschop te benoemen. De Duitse keizers echter hielden dat graag in eigen hand. Dat kwam vooral omdat zij bisschoppen inzetten als belangrijke bestuurders van hun rijk. Daar wilden ze graag controle over houden. Dat gevecht over de benoemingen is bekend geworden als de Investituurstrijd.
Het conflict dat Godebald in 1122 met keizer Hendrik V had en dat resulteerde in de stadsrechten van Utrecht, had als neveneffect dat Godebald gedwongen werd partij te kiezen voor de keizer en niet voor de paus. De Investituurstrijd werd afgesloten met een compromis dat bekend is als het 'Concordaat van Worms'.
Een ander aspect van de Gregoriaanse hervormingsbeweging was de hervorming van het kloosterleven. De regel van Benedictus moest weer strikt worden nageleefd. In 1121 was Godebald betrokken bij de stichting van het klooster Oostbroek, net ten oosten van Utrecht. Dit klooster werd beroemd om de strenge leefwijze van de monniken en nonnen.
Als wereldlijk heerser was Godebald actief bezig met de economische ontwikkeling van Utrecht en omgeving. Hij was verantwoordelijk voor de ontginningen langs de Kromme Rijn, voor het graven van de Vaartsche Rijn van Utrecht naar het Klaphek aan de Hollandsche IJssel en voor het graven van het zuidelijke stuk van de Oudegracht tussen de Stadhuisbrug en de Vollersbrug.
In 1127 werd Godebald ziek en trad hij terug als bisschop. Hij trok zich als monnik terug in de abdij van Oostbroek waar hij nog dat jaar overleed.