Standvoetbekers

Sporen van vroege bewoning

Tijd van Grieken en Romeinen

In 1905 deed G.J. ter Kuile in Oldenzaal een bijzondere archeologische vondst. In een hoge heuvel aan de Zandhorst vond de oudheidkundige twee zeldzame standvoetbekers. Hij schreef hierover in 1909: "[…] hoewel de grond in plaats van aschgrauw roodachtig werd, tot plotseling een fijn bewerkt scherfje aan den dag kwam. Om kort te gaan, wij ontblootten op eene diepte van 68 cm. onder den heuveltop, die ongeveer 30 cm. hoog was, de twee prachtige bekers." Deze werden ingeschreven in de catalogus van de Oudheidkamer Twente te Enschede als klokbekers of touwbekers. Ze werden in de collectie opgenomen van de Twentse Welle.

De enkelgrafcultuur

De bekers stammen uit het Late Neolithicum en maken deel uit van de enkelgrafcultuur. Ze dateren van 3200-2100 v. Chr. De standvoetbekercultuur, genoemd naar het soort aardewerk dat men produceerde, was de opvolger van de trechterbekercultuur, de cultuur met de hunebedden. Zoals de meer gebruikelijke term enkelgrafcultuur al zegt, begroef men de doden in enkelvoudige grafkamers. De volkeren met deze cultuur kwamen voor in Midden-Europa tot in Scandinavië. Akkerbouw en veeteelt vormden de belangrijkste bronnen van bestaan.

Nederzetting

Van de omvang en vorm van de nederzettingen in Nederland uit deze periode was vrijwel niets bekend. Men begroef de doden liggend in hurkhouding in een vlakgraf of onder een grafheuvel. Hierbij gaf men de dode standvoetbekers mee als grafgift. Deze waren vaak prachtig gedecoreerd met een touwbanddecoratie of een visgraatmotief, zoals ook de twee bekers gevonden in Oldenzaal dat laten zien. Eén van de grafheuvels op de Zandhorst werd dus gebruikt in het Late Neolithicum. In deze periode hebben in de buurt van Oldenzaal al mensen gewoond. In het Europese gebied noemt men deze cultuur ook wel strijdhamercultuur (battle axe cultures), vanwege de stenen strijdhamers. Hiervan werden er ook een aantal in Oldenzaal en directe omgeving gevonden, zoals in Berghuizen.