Het eerste fileleed was geboren. Als antwoord daarop werd in 1976 'knooppunt Gorinchem' verbouwd tot een zogenaamd klaverbladknooppunt, een ongelijkvloerse kruising met lussen om van de ene rijksweg op de andere te komen en met afslagen, richting Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Utrecht, Rotterdam en Amsterdam lagen sindsdien wat betreft reisafstand dichterbij dan ooit.
De naoorlogse jaren stonden aanvankelijk in het teken van de wederopbouw. Halverwege de jaren vijftig kwam de economie tot bloei en nam de welvaart toe. De Rotterdamse haven bleek in 1962 de grootste haven van de wereld te zijn. Het directe achterland, dus ook deze regio, profiteerde van de gang van zaken in de wereldhaven. De scheepswerven konden de vraag naar schepen nauwelijks aan. Langs de Merwede verrezen voor honderden hectaren aan nieuwe bedrijfsterreinen. De toenemende bedrijvigheid langs het water kon niet zonder transportbedrijven. Oude hoepmakerijen werden timmerfabrieken die zich onder meer toelegden op de bouw van houten keten, de zogenaamde prefabs die als kantoor of kantine op de vele nieuwbouwlocaties in de haven konden worden gebruikt. In Gorinchem beleefde constructiebedrijf De Vries Robbé gouden jaren, scheepsbouwer Kommer Damen - nu een wereldspeler - streek vanuit Hardinxveld neer in deze stad. In Alblasserdam werd een nieuwe kabelfabriek gebouwd. En eenmansbedrijfjes in de bouw groeiden uit tot grote aannemers.
Deze nieuwe bedrijvigheid bracht ook nieuwe werkgelegenheid. Rotterdammers, Dordtenaren en Utrechtenaren zagen hun kans schoon om te ontsnappen aan de overvolle steden, waar in de vooroorlogse, bedompte stadswijken met hun piepkleine bovenwoninkjes woningnood heerste. In de waard lonkte een gloednieuwe eengezinswoning waar in de huiskamer genoeg ruimte was voor het tv-meubel. Tussen 1960 en 1980 raakte Rotterdam twintig procent van zijn bevolking kwijt. En wie zijn baan in de stad wilde behouden, ging pendelen. Eerst met bedrijfsbussen, later met de eigen auto.
Nieuwbouwwijken
In de westelijke Alblasserwaard, in dorpen als Sliedrecht, Papendrecht, Alblasserdam en Hardinxveld-Giessendam en rondom 'knooppunt Gorinchem', in Gorinchem en Leerdam schoten de nieuwbouwwijken als paddenstoelen uit de grond. En allemaal waren ze van hetzelfde soort. De ontwerpers gebruikten immers dezelfde sjablonen, waardoor de wijken sterk op elkaar leken. Dat ging ten koste van het eigene van de streek. De voor de regio kenmerkende lintbebouwing loste tussen die nieuwe, grote nieuwbouwwijken en industrieterreinen als het ware op.
Cultuurschok
De nieuwkomers kwamen ook in een andere wereld terecht. De kinderen van Wil Sommeijer, die in 1969 van een tweekamerwoning midden in Amsterdam verhuisde naar een eengezinswoning in Hardinxveld-Giessendam, vielen vanwege hun plat-Amsterdamse tongval op. Wil Sommeijer had daar in Amsterdam geen balkon gehad, eigenlijk helemaal niets. Alhoewel, gezellig stappen, zoals in Amsterdam, was er in haar nieuwe woonplaats die natuurlijk wel een paar dorpscafés kende, niet bij. En zo maar een winkel binnenlopen om rond te snuffelen? Dat was in Hardinxveld-Giessendam een onbekend fenomeen, behalve in de supermarkt van Leen Timmer. Om maar niet te spreken van de minirokjes die ze droeg. 'Het was een cultuurschok', concludeerde Wil Sommeijer jaren later in de wetenschap dat het dorp was veranderd, wat wereldser was geworden. Want ook de in Hardinxveld geboren en getogen jonge vrouwen droegen weldra minirokjes, waarbij je, zoals dat werd genoemd, 'tegen pasen en pinksteren kon aankijken'. En in de kroegen in Hardinxveld traden om de paar weken de Bintangs, Golden Earring, Shocking Blue, Big Wheel en nog heel veel andere bands op.